'sGRAVENHAGE IN 1814
182
40.000 ponden brood enz., alles te leveren binnen
20 dagen, wat volkomen onuitvoerbaar was. De stad
moest uiteraard voor een aanzienlijk deel van het
gevorderde zorgen, al moest dit dikwijls buiten de stad
worden aangekocht. Binnen Den Haag werd nu een
magazijn van „vivres voor de geallieerde legers” inge
richt en een opzichter benoemd om er de leiding van
te nemen. Men stiet op allerlei moeilijkheden zoowel
met de levering zoo moest een boer te Wassenaar,
die tot levering onwillig was, er met dwang toe worden
gebracht haver te verkoopen als met het vervoer
begin Februari maakte de felle vorst het passeeren der
rivieren onmogelijk, zoodat de verlangde goederen niet
op tijd naar Breda konden worden gebracht. De geheele
levering bezorgde aan het Provisioneel Bestuur veel
hoofdbrekens en het zal een rust geweest zijn toen einde
April, deze requisitie, voor zoover nog niet uitgevoerd,
verviel, blijkbaar omdat de vreemde troepen het land
hadden verlaten. De buitenlandsche legers hadden
bovendien veel geld gekost. Zoo werd b.v. voor haver,
hooi en stroo ten behoeve der Kozakkenpaarden in de
week van 1 tot 8 Januari f 629,10 betaald en van 9 tot
18 Januari zelfs f 1.284-18-3 en voor het beslaan van
dezezelfde paarden gedurende Januari f 33-12. Nog in
1815 werd een som van f 686-5 verantwoord voor
vleeschlevering en kort daarna nog eens f 1.195,voor
eetwaren voor de Russische krijgslieden. Maar al deze
gelden waren slechts voorschotten; de stedelijke kas
kreeg op den duur een som van f 3.984,voor onkosten
gemaakt ten bate der vreemde troepen terug.
Met dat al waren het voor de Haagsche financiën en
dientengevolge ook voor de financiën der Hagenaars
geen gemakkelijke tijden. Het is bekend, dat de bevol
king zeer was teleurgesteld, dat de zoo gehate accijnzen