'sGRAVENHAGE IN 1814 183 en octrooien niet onmiddellijk na het vertrek der Fran- sche autoriteiten werden afgeschaft maar reeds op 18 November 1813 uitdrukkelijk door het Provisioneel Bestuur werden gehandhaafd, zij het onder den naam van stedelijke belasting, terwijl op 28 Februari werd vastgesteld, dat ook de billetten voor het dienstboden- geld in elke wijk door twee van ,,de meest geschiktste en intelligentste” bewoners zouden worden rondge bracht. De oude lasten bleven dus drukken, terwijl daar naast zooals wij zagen nog een omslag voor bepaalde doeleinden, een soort heffing ineens werd gevraagd. In Februari werd reeds gewerkt aan een plan tot saneering der financiën en voor middelen tot bestrijding der uitgaven voor 1813 en 1814. Wellicht was hiervan een gevolg, dat op 29 Maart werd besloten tot een verhooging van het middel op de wijnen, daar door de verhooging der uitgaven op de begroeting niet vol doende inkomsten waren voorzien. In April hoort men klachten, dat het voortdurend wisselen der in Den Haag gelegerde militairen allerlei financieele bezwaren mee brengt en tevens dat er nog steeds een zeer groote financieele achterstand was dateerend tot zelfs uit 1810. Er was inmiddels een Commissie voor de Stedelijke schulden ingesteld, die op 16 November rapporteerde, dat die anterieur aan 31 December 1811 reeds een som van ruim f 118.647,bedroegen. Men nam het besluit om door het uitgeven van 4 obligation van f 100, gelden voor het afbetalen dezer schulden te verkrijgen. Toen de quotisatie van Februari, die zooals wij zagen f 28.000,bedroeg, was afgeloopen volgde korte weken later weer een dergelijke heffing, thans om de ruim f 30.000,te betalen, waarop de gemeente voor de landmilitie, waarover hieronder nader, was aangeslagen. Zoo was de geldelijke toestand niet rooskleurig, al zal

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 200