’sGRAVENHAGE IN 1814 189 den zelf van wapens voorzien. Zij hebben goed werk ver richt, al waren er in begin December wel reeds allerlei practische moeilijkheden gerezen. Daarom richtte het stadsbestuur op 4 December 1813 tot den Prins het verzoek een schutterij te willen oprichten, bestaande uit zes compagnieën van 100 man, gebaseerd op den voet van de schutterij vóór 1795, welke schutterij dan den stedelijken dienst zou presteeren „met en benevens de orange-garde Reeds op 29 November had de com mandant dier garde, H. M. van der Goes, in dezelfde richting gewezen door aan Provisioneele Bestuurders te adviseeren een provisioneel corps gewapende burgers, dus een voorloopige schutterij op te richten. Wellicht een gevolg hiervan was de oproep op 23 December van alle mannen tusschen de 17 en 50 jaren voor het doen van de wacht. Als oorzaak van dezen maatregel vinden wij genoemd „het vertrek van alle garnizoenen en de weinige sterkte van de orange-garde”. Deze oranje- garde was identiek met de reeds lang bestaande natio nale garde, die op 20 November 1813 op last van den provisioneelen gouverneur van 's Gravenhage, Van Limburg Stirum, den naam van oranjegarde had aan genomen. De commandant Tt-llingh riep dien dag gardes op om de orde te bewaren maar tevens „bestemd om tot eerewacht van zijn Hoogheid te verstrekken”. Een lokvinkje blijkbaar. Trouwens op 20 Januari kwam in de vergadering van het Provisioneel Bestuur een brief van den Prins ter sprake, waarbij hij het aanbod tot het inrichten van een vrijwilligen lijfwacht van „fatzoenlijke Jonge Lieden” aannam. Hiervan is echter blijkbaar niets gekomen. Wel werd op 10 Januari aan de drie tambours van de oranjegarde een wekelijksche toelage van stadswege verzekerd. De departementale garde uit den Franschen tijd, tevens lijfwacht voor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 206