'sGRAVENHAGE IN 1814
197
Nederlandsche Maires te Parijs tegen de Keizerin uit
gesproken. Maar daarna is blijkbaar van hoogerhand
ingegrepen en komt zooiets niet meer voor.
Nog zonderlinger doet ons aan, dat reeds op 18 No
vember 1813, dus den dag na de omwenteling, het
Provisioneel Bestuur het verzoek van den Directeur van
den Franschen schouwburg om ook verder represen-
tatiën te mogen blijven geven, accordeerde terwijl een
dergelijk verzoek van den Directeur van den Holland-
schen schouwburg provisioneel werd gehouden in advis
en dus voorloopig niet werd toegestaan.
Het is trouwens bekend, dat de Fransche taal na 1813
geenszins in onbruik raakte, integendeel. De afkeer van
alles wat Fransch was is blijkbaar niet zoo groot ge
weest als wij ons thans gaarne voorstellen.
Wel werden natuurlijk de door de Fransche autori
teiten achtergelaten bezittingen gesequestreerd. Reeds
18 November 1813 kreeg het Provisioneel Bestuur een
verzoek te behandelen van een koopman in meubelen,
die aan den Onderprefect een gedeeltelijken inboedel
had verhuurd, om deze te mogen terugnemen. Behou
dens goedkeuring van den Gouverneur van ’s Graven-
hage, die gereedelijk verleend werd, is dit verzoek
toegestaan. Op 21 Januari werd o.a. de wijn uit de
kelder van den voormaligen Procureur-Generaal Jaquinot
in beslag genomen; op 7 Februari kwam de vraag ter
sprake of er vele en zoo ja welke Fransche eigendom
men onder Nederlandsche ingezetenen waren blijven
berusten. Het bleek toen, dat zulke in Den Haag vrijwel
niet aanwezig waren. Ook kwam aan het licht, dat de
Commissaire spécial de Police Eymard, de hoogste
Fransche politie-autoriteit, f 2.100,uit de stadskas
had gekregen ,,a titre d'ameublement”. De daarvoor
aangeschafte meubelen nu waren door hem achter-