VER. „DIE HAGHE" IN DE JAREN 1940—MEI 1945 11 ons vaderland, maar ook aan onze stad, haar leven, haar historie? Het historisch besef, het gevoel voor de ge schiedenis van land en volk en stad is zeker toegenomen; wij weten het uit de graagte, waarmede historische lec tuur in deze jaren ingang vond; ik zelf ervoer het uit menige vraag, die tot mij kwam, uit menig gesprek, dat zich ontspon. Den Haag, hoe geschonden ook, is nog waard om ge kend te worden, zijn historie om te worden bestudeerd en ook nog verder te worden nagegaan. Er ligt nog heel wat terrein, dat bewerkt moet worden. En dan, ook zeker van belang, is het wenschelijk, dat er een krachtige ver- eeniging is, die waakt voor het behoud van het histo rische in het stadsbeeld en in de stadsgedragingen. Wan neer op een of andere wijze gevaar dreigt, dan dient de plaatselijke historische vereeniging niet slechts paraat te zijn om op te treden, maar ook de kracht te hebben, te doen gevoelen, dat haar meening beteekenis heeft en dat zij spreken kan namens velen. Burgemeester Patijn, tijdens zijn ambtsjaren eere-voorzitter onzer Vereeni ging, heeft het eens zóó uitgedrukt, dat hij in Die Haghe zag het historisch geweten van de stad. Het woord is en blijft treffend juist, en het is te hopen, dat zoo kan en blijft treffend juist, het Gemeentebestuur Die Haghe zoo kan en mag blijven ruim verspreide oproep aan onze weer op peil zal hebben kun- men voor het verlies onzer reputa- zien. Wanneer een stadgenooten ons ledental nen brengen, behoeft tie niet te vreezen. Dit zal de eerste taak zijn van het nieuwe bestuur, dat gij hedenavond zult verkiezen. Het oude treedt af; daarbij ook uw voorzitter, wiens laatste „woord tot de leden” U thans hebt aangehoord. Sedert het begin van 1907 heb ik lief en leed met „Die Haghe” gedeeld, als bestuurder, als redacteur, tenslotte als voorzitter. Mijns

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 21