DE GESCHIEDENIS VAN DE HUIZEN
206
en Soeter-
Crusinck, Meester der Rekenynge in den Hage in
1512 dat van den houtvester Cornelis en in 1561 van
Hendrick Crusinck, heer van Benthuijsen, terwijl de
eerst gevonden transportacte van 23 Mei 1603 ons leert,
dat dan Jhr. Bruninck van Wijngaerden, heer van
Heeraertsbergen, Aerts, Westkerck etc. en Jacob van
Egmond, heer van Kenenburch, Maeslant, Scipluij etc.
voor zich en vervangende Jhr. Jeronimus van Tuijl van
Serooskercke, heer van Serooskercke, tezamen testa
mentaire voogden van Jkvr. Emerentia van Wijngaer
den, huis en erf transporteeren aan GosewijnMeurskens.
Lijkt dit op het eerste gezicht een vrij groot hiaat,
een blik in de genealogie van het geslacht Croesink,
gelijk wij die in van Leeuwens „Batavia illustrata’’ vin
den, doet ons deze schijnbare gaping gemakkelijk over
bruggen. Mr. Jacob Croesink, rekenmeester te den Haag
en Mechelen, (geb. 1424, overl. 1493), had uit zijn
huwelijk met Maria van der Does onder meer een zoon
Cornelis. Deze werd in 1486 door den Roomsch-koning
Maximiliaen tot ridder geslagen; was heer van Bent
huijsen, ambachtsheer van Soetermeer en eerste luite-
nant-houtvester van Holland bij commissie van 28 Sep
tember 1477. Uit zijn eerste huwelijk met Maria van
Montfoort had hij een zoon Jacob, heer van Benthuijsen
en Soetermeer, gehuwd met Sandrina van Cruningen,
bastaarddochter van Johan, heer van Cruningen en
Heenvliet. Kinderen uit dit huwelijk waren onder
anderen: Hendrick en Agnes. Deze laatste huwde met
Otto van Egmond, heer van Kenenburg. Het is hun
zoon Jacob, (geboren omstreeks 1540, gouverneur van
Dixmuiden in Vlaanderen en als laatste van zijn ge
slacht overleden in 1618) die wij in het transport hier
boven als één der voogden vermeld vinden.
Hendrick Croesink, heer van Benthuijsen