DE GESCHIEDENIS VAN DE HUIZEN
232
Diepen
Mej. van
Ten slotte nog iets over een huis, dat naast No. 19
gestaan zou hebben indien het gebouwd ware. In
Februari 1604 wendt Sijmon van Veen, Raad-ordinaris
en advocaat-fiscaal van den Hove van Holland zich
met een request tot de Rekenkamer waarin hij betoogt:
„hoe dat besijden de huijsinge van Aelbrecht Hille-
brantsz., wesende het uijtterste huijs van de Viverberch,
gelegen es zeeckere erff, belent ten Westen den voor
schreven Aelbrecht Hillebrantsz. ende ten Noorden de
Hoge Nieuwestraet, leggende 't selve erff geheel ledich
en stadich met mishopen ende andere vuijlicheden
becommert, tot groote ontcieringe van den incompste
van den Haege ende tot groot ongerijff van de goede
luijden, die aldaar bij de wagenaer affgeset ende opge
nomen werden, 't Is nu zoo dat hij suppliant wel gene
gen soude wesen omme opt selve erff te timmeren een
huijsinge alsoe 't hem moyelijcken begint te vallen om
soo verre van 't Hoff te wonen, waerbij alsoe nijemant
en soude werden beschadigt off geincommodeert, maer
grotelijcx strecken zoudt tot decoratie ende vercieringe
van den Haege. Soo heeft hij zuppliant ’t selve Uwer E.
wel willen te kennen geven, versouckende reverente-
lijck, dat Uwer E. believe ’t selve erff in de lengte van
de huijsinge ende erve van de voorschreven Aelbrecht
Hillebrantsz. ende soo breet ende verre als de huijse
No. 17/18 door Joost van Dam aan Cornelis van Naer-
den komt Aelbrecht Hillebrantsz. voor als O. belending,
en hierbij vinden wij zijn beroep vermeld, n.l. diamant
slijper. Hiermede hebben wij waarschijnlijk ook de
verklaring voor de oudste naam van het huis „de
Diamant Rinck”.
De verdere geschiedenis verhaalt ons
(Die Haghe 1946, pag. 59 vlg.).