Mr. LODEWIJK VAN TOULON
15
Nadat Van Toulon als voorzitter een commissie be
treffende het gildenwezen had geleid, volgde, bij besluit
van 5 Mei 1808, zijn benoeming tot lid van den Raad
van State. Alleszins eervol, maar allerminst voordeelig!
12 Januari 1807. Zware ramp treft Leiden. Een aan
het Rapenburg gemeerd kruitschip vliegt in de lucht.
Den dertienden, om 6 uur in den morgen, ontbiedt de
Koning Mr. van Toulon. Draagt hem op onmiddellijk
naar de geteisterde stad te gaan en de slachtoffers te
helpen met geld en, zoo noodig, door inkwartiering in
het paleis Huis ten Bosch. Van Toulon vervult zijn taak
naar beste weten en brengt verslag uit...
Dan blijkt Lodewijk niet tevreden. Hem is mede
gedeeld, dat Ds. Broes, gereformeerd predikant, die
zwaar getroffen is wat inboedel aangaat, niet is gehol
pen. Een koninklijk rescript eischt nader onderzoek en
bericht.
Dan begeeft Van Toulon zich nogmaals naar Leiden,
spreekt met den predikant, en vraagt waarom deze zich
niet om hulp heeft aangemeld. Waarop het treffende
antwoord volgt, dat Broes zich als Christen-leeraar en
gefortuneerd man, verplicht achtte niet om steun te
vragen, daar zooveel anderen, die niet zoo gezegend
waren, zwaarder hadden geleden. Van Toulon verzoekt
den predikant dit ook schriftelijk te willen verklaren
en zendt dat stuk aan den Koning, met zijn rapport,
waarin hij de gelegenheid waarneemt om Lodewijk’s
aandacht te vestigen op het edel gedrag van Ds. Broes,
mede als staaltje van het nationaal karakter.
Lodewijk, thans geheel voldaan, gelast hem den predi
kant te vragen naar den omvang der schade en dan,
in overleg met Ds. Broes, dat bedrag te verdeelen over
andere getroffenen.