Mr. LODEWIJK VAN TOULON
21
de plan-
te houden.
wen uitdrukkelijk zou worden gelast het naar
nen van de commissie in orde te brengen en
Maar er moet ook redelijke zekerheid zijn, dat het in
werkverschaffing vervaardigde kan worden verkocht.
Hiertoe vraagt de commissie een bevel des Konings aan
de administratie der militaire scholen binnen Den Haag
en die van het Korps Pupillen in het voormalige paleis,
om hun bestelingen bij de armeninrichting te doen.
Anders, zegt zij, krijgen de particuliere leveranciers die
opdrachten toch, al zijn de door ons aangeboden goe
deren beter en goedkooper. Die administratiën behooren
dan monsters van het linnen, de lakens, hemden, enz.
aan den Burgemeester te zenden, met opgaaf van de
benoodigde hoeveelheid en den termijn van levering.
De Burgemeester moet aannemen of weigeren. Over
prijs en goedkeuring van het geleverde, zoo noodig
arbitrage.
De commissie eindigt met een noodkreet. Ook al zou
de Koning een en ander toestaan, dan nog zou daarmee
de armeninrichting niet afdoende zijn geholpen in de
„tegenwoordige noodlottige omstandigheden der stad
en in den winter. Dagelijks neemt het getal der behoef-
tigen toe”. Op dat oogenblik verschafte men in de
werkinrichting arbeid aan 764 man. Spoedig zou dat
aantal aanmerkelijk stijgen! Het vertrouwen, dat zij in
s Konings zoo vaak gebleken mildheid stelt, weerhoudt
haar op dit punt nader in bijzonderheden te treden.
Zij verzoekt echter Van Toulon, die alles van de zaken
weet, voor het belang van de stad bij Z.M. op te komen.
Den 2den November 1808 richtte Van Toulon zich
met een vertrouwelijke voordracht tot Lodewijk. Hij
beriep zich op 's Konings minzame houding ter gelegen
heid van hun laatste onderhoud en herinnerde eraan,
dat Lodewijk hem toen zijn meening had gevraagd over