KONING LODEWIJK EN 24 r>) Colenbrander-Gedenkstukken IVe deel, le stuk XLII, vlg. Wie de documenten, openbaar gemaakt in de Rijks Geschiedkundige Publicatiën betreffende den Franschen Tijd heeft bestudeerd, zal vermoedelijk, evenals ik, met ergernis hebben kennis genomen van de „notes”, in 1804 door enkele Nederlanders verstrekt aan den gene raal Marmont, ten behoeve van den Eerste Consul Bonaparte 5). Die karakterschetsen van een groot aantal meer of min leidende personen in de Bataafsche Repu bliek zijn zoo ongelooflijk partijdig, dikwijls zoo kwaad sappig, dat men zich ontsteld afvraagt hoe iemand der- 1 April 1811 in functie. Want toen trad hier de Fran- sche organisatie in werking. Naast moeilijkheden en ergernissen bezorgde het hooge politieambt nu en dan prettige ervaringen. Zoo gebeurde het, dat zijn ondergeschikten op zekeren och tend in de sloot om de Koekamp een groote partij lood vonden. Vermoedelijk hadden dieven hun buit hier tijde lijk verborgen, wachtend op gunstige gelegenheid tot verder transport. Enkele agenten stelden zich in de nabijheid op, ter bewaking en voor eventueel ingrijpen. Doch in de nabijheid legerden ook Fransche troepen. Het lood zien, beteekende het voor goeden prijs ver klaren en de Haagsche agenten wegjagen. Protest bij den bevelhebber baatte niet. Dies besloot Van Toulon persoonlijk den generaal Desaix van het tegen de stad gepleegde onrecht te overtuigen. Hetgeen hem zoo goed gelukte, dat de generaal niet alleen gelastte de politie weer in het bezit van het lood te stellen, maar dat ook tusschen dezen opperofficier en Van Toulon een vriend schap ontstond, welke aanhield toen Desaix naar elders werd verplaatst.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 36