Welk 1804! Mr. LODEWIJK VAN TOULON 25 3 aan een den der Goes. Wethouder de La Haye et son zèle et een verheugend verschil met die „notes” van gelijke gebruiksaanwijzingen van landgenooten buitenlander, nog wel vertegenwoordiger van onderdrukker, kan verstrekken. Nu ja, er waren ver zachtende omstandigheden. Maar dat een Wiselius, een Fynje, een Fennekol, zóó ver konden afdwalen!... In 1810 verlangde Lebrun, dat Van Toulon hem dergelijke „notes” zou leveren omtrent de vooraan staande Hagenaars. Zij werden blijkbaar geleverd, want in de nagelaten papieren ligt een lijst met antece denten van een veertigtal Haagsche ingezetenen. Waar schijnlijk is die lijst een bewerking van een andere, ik gis op last van Koning Lodewijk verschafte, hand leiding. De lijst is te uitvoerig om te worden ingevoegd. Men vergunne wij echter als voorbeeld te geven, wat Van Toulon zegt over enkele leden van het toenmalige gemeentebestuur van 's Gravenhage: „Slicher. Bourgmestre de La Haye; homme fortuné, bon administrateur et d’une probité connue. Ayant été membre de la régence de la ville avant 1795, rappelé en 1802 et bourgmestre depuis la creation de ces places en 1807”. M. van commandant de la Garde Nationale qui par son activité a bien mérité de la ville”. Zoo beschrijft hij allen. Kort, zakelijk, soms vaag, maar meestal van ieder iets goeds. Ter wille van de merkwaardigheid volge hier de kern van de karakterschetsen der Haagsche Raadsleden, zoo- als die in 1804 voor Napoleon waren geteekend: Slicher. „een man zonder moyens”. Van Hees, „hevig anglomaan, van een laag caracter". Drijfhout, „dom en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 37