KONING LODEWIJK EN 26 Na zijn aftreden als Hoofdofficier der stad heeft Mr. Lodewijk van Toulon niet veel meer met ’s Graven- hage te doen gehad, al bleef zijn gezin er voorloopig wonen. Ik zou dus hier mijn verhaal kunnen beëindigen. Dan, ik heb nog iets op 't hart. De man is mij sym pathiek geworden door al wat ik over hem heb gelezen. Daarom verdriet het me, dat Dr. H. E. vanGelder hem heeft opgenomen onder de Onverbeterlijke Regenten” uit het begin van de negentiende eeuw, waarover hij zoo hard oordeelt in zijn leerrijk en interessant opstel in het Jaarboek van Die Haghe van 1908. Hard. Want wel waarschuwt de geleerde schrijver, dat men die oude regenten niet mag meten met de maat, welke in een democratie den regeerenden personen kan worden aan gelegd. Maar hij kenschetst dan toch de bestuursmetho- den van bejag die heeren met de woorden: veilheid, ambts- en eigenbaat. En de strekking van zijn artikel is, ongeschikt voor alles”. H. M. van der Goes. „een onnoozel jongman”. Gallé. „Goed patriot, maar vroolijk van aard, die zich de zaken weinig aantrekt”. Van Kretschmar. „Patriot en welwillend, maar zonder de minste geschiktheid”. Schiefbahn. „een man van geene beteekenis”. Van Toulon, „een man die diverse posten bekleedt. Niet onbekwaam, maar trotsch en verwaand”. Zelfs de vijandig gezinden vermochten dus Van Toulon’s bekwaamheid niet te loochenen. Zijn voor ganger als Hoofdofficier, Mr. La Pierre, kwam er al heel slecht af. De steller der „notes”, een onbekend handlanger van Wiselius, zegt: „doorgeloopen, tot niets bekwaam” en vergelijkt hem met den minister van Oor log Pijman, die reeds in de grondverf was gezet als een verdorven, ondeskundige nietsnut en opgeschilderd met allerhand leelijks.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 38