KONING LODEWIJK EN
28
Eyck en in 1783 zelf Burgemeester geworden. Natuurlijk
bekleedde hij ook verscheidene nevenambten6).
De, in 1767 geboren Lodewijk vond dus in zijn wieg
al goede kansen. Als knaap van 11 jaar begon hij de
verwezenlijking ervan te bemerken. Gouda benoemde
hem tot Schout van Capelle aan den IJssel. Dat leverde
inkomsten op, terwijl het werk uiteraard door een ander,
tegen bescheiden belooning werd verricht. Op zijn
16de jaar zond men hem al naar de Utrechtsche hooge-
school om rechten te studeeren. Veel te vroeg zegt hij
zelf in zijn autobiografie. En nóg sneller scheen de
fortuin hem te willen vooruithelpen. In 1786 had zijn
oom, die lid was van Gecommitteerde Raden van Hol
land, de beurt om een commies te benoemen bij de
financieele bureaux der Provincie. Hij wilde neef Lode
wijk ermee begunstigen. Maar die was nog student!
Klein bezwaar voor een regentenzoon. Men deed den
jongen schielijk promoveeren; waarna de aanstelling
afkwam.
Nu had hij den voet in de stijgbeugel. Want met zulk
een vader en zulk een oom zouden zich waarschijnlijk
alras nieuwe kansen opdoen en benut worden.
Edoch men schreef 1786. De felle strijd tusschen
Patriotten en Prinsgezinden naderde zijn hoogtepunt.
Vader Van Toulon was Patriot en zelfs lid van het
Hollandsche Comité van Defensie te Woerden. Als
zoodanig geraakte hij betrokken bij de aanhouding van
de Prinses van Oranje te Goejanverwellesluis in 1787.
Bij haar gevangenschap te Gouda. Bij haar uitwijzing
naar Schoonhoven. En toen, in den herfst van dat jaar,
door hulp van Pruisen en Engeland, de Patriotten het
onderspit moesten delven, leerde Lodewijk van Toulon
de wisselvalligheid van de Fortuin kennen. Zijn vader
werd verjaagd, moest ten slotte naar Brussel vluchten.