KONING LODEWIJK EN 30 7) Aanvankelijk zijn klerk bij de Posterijen, J. H. Briel, later een neef, luitenant W. Croiset, daarna een andere neef, R. V. van der Halven. Vgl. mijn studie: „Secrete regeeringszorg, enz." in Bijdr. Vad. Gesch. 1943. 8) Getuige zijn optreden in de zaak-Verkuyl (zie mijn studie: ..Hoe het Nederlandsche postwezen nationaal werd” (uitg. Staats bedrijf P.T.T. 1941). In mijn werk over het postwezen van 's-Gra- venhage zal men te zijner tijd meer voorbeelden aantreffen. het Bewind van 1787 tot 1795, dat Croiset niet genegen was, maar hem ook niet kon missen, gedoogde dat hij zelf zijn helpers koos 7). Als commies-generaal der Posterijen (te vergelijken met inspecteur in algemeenen dienst) werkte hij zich spoedig in, zoodat het Hoofdbestuur b.v. de netelige en veel tijd vorderende bemoeiingen met de z.g.n. Fransche veldpost gaandeweg aan hem kon overlaten. Op dat terrein heeft hij zich voor het Land verdienstelijk ge maakt door, zooveel van hem afhing, pal te staan tegen onredelijke eischen van Fransche militaire en postale overheden. Van die zijde is hij daarom zelfs eenmaal beticht van halsstarrigheid uit eigenbelang. Misschien omdat men daar wist, dat het Comité te Lande (opvol ger van onzen afgeschaften Raad van State) hem voor dat speciale werk fl. 500 per jaar had toegekend; zeer matige belooning voor een zoo onaangename opdracht. Dat men Van Toulon ook aan het Departement van Oorlog was gaan op prijs stellen, blijkt uit een poising om aldaar Secretaris-generaal te worden. Hiervan is echter niets gekomen. In zijn hoofdbetrekking toonde hij herhaaldelijk een rechtschapen, gematigd, onbaat zuchtig man te zijn 8). Maar hij lijkt me wel wat te goed van vertrouwen te zijn geweest. Sommige, op zijn voor dracht benoemde ambtenaren moesten later, wegens fraude, worden ontslagen. Allicht overschatte hij gedu-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 42