Mr. LODEWIJK VAN TOULON
35
weder in het ambtelijk leven terugkeerde. Hij werd toen
burgemeester van Gouda. Vervolgens ook lid van de
Provinciale Staten en later lid van de Tweede Kamer.
In laatstgemelde functie begaf hij zich in September
1830 naar Den Haag, ter buitengewone vergadering,
bijeengeroepen wegens de onlusten in België. Men ver
wachtte opkomst ook van leden uit het Zuiden en nu
is het wel teekenend voor zijn persoonlijkheid, dat zijn
medeleden hem, bij verrassing, tot Voorzitter kozen.
Blijkbaar oordeelden zij hem wegens zijn bezadigdheid,
zijn tact, in die moeilijke omstandigheden den meest
geschikte.
Nu leerde hij ook den Koning, door dagelijks samen
werken, beter kennen. In October benoemde Willem I
hem tot Staatsraad in buitengewonen dienst. En de nu
volgende gewone vergadering der Tweede Kamer her
koos hem tot haar Voorzitter. De taak bleef bezwaarlijk.
Want ook onder de Noord-Nederlanders bestond veel
ontevredenheid. Men wenschte meer zeggenschap voor
de Kamer. Men drong aan op het houden van een
Comité Generaal... Van Toulon voorzag, dat zich hier
voor een meerderheid zou verklaren, zoodat hij verplicht
zou zijn zulk een vergadering te beleggen. Hij wilde
zich stipt aan Grondwet en Reglement van Orde hou
den, maar achtte een Comité Generaal verkeerd. In de
eerste plaats omdat het in de gegeven politieke omstan
digheden te veel opzien zou baren; voorts omdat de
besprekingen in zulk een talrijke vergadering toch nooit
volstrekt geheim blijven. Niettemin voelde hij, dat men
behoefte had ernstige grieven te uiten... Toen vond hij
een gelukkige uitweg. Hij verzocht de leden in het
gebouw der Kamer, doch in een andere zaal, des avonds
vriendschappelijk bijeen te komen, om eens gemoedelijk