DE HEER LEYDEN EN DE 40 getogen Hagenaar met een groote 3) Nederlandsche plattegrondstudies I, Historisch Tijdschrift XVIII, zie bl. 106. latingen de groote moeilijkheden, die zich bij de oplos sing van allerhande vraagstukken op het veld der topografie voordoen, ten volle bewust. Zoo erkende hij bijv, onbewimpeld, dat op een zoo hachelijk terrein als de ontleding van stadsplattegronden, waaraan hij ver schillende studies gewijd heeft en waarbij hij inzag, dat voor iederen stap een struikelblok kan liggen, strenge kritiek der deskundigen uit het kamp der aardrijks kundigen zoowel als uit dat der geschiedkundigen een eerste vereischte is. Op deze uitlating deed hij dan cursief gedrukt den volgenden zin aansluiten: ,,Ik doe derhalve een beroep op allen, die het aangaat, mijn pogingen door hun openhartige en strenge critiek te willen steunen” 3). Men mag redelijkerwijze aannemen, dat de heer Leyden zijn oproep niet uitsluitend beperken wilde tot zijn studies van stadsplattegronden, maar dat hij dien ook wenschte uitgestrekt te zien tot zijn ander werk. Noch aardrijkskundige noch geschiedkundige zijnde zou ik er geen aanspraak op mogen maken door hem tot de deskundigen gerekend te worden, zoo hij nog in leven was. Ik hoop echter, dat hij mij nog wel een bescheiden plaats zou hebben willen inruimen onder die „allen, die het aangaat”, tenzij hij daaronder uitsluitend deskundigen in bovengenoemden zin bedoelde te ver staan. In dat laatste geval wil ik een verklaring afleg gen, waarom ik mij toch genoopt voelde mijn stem en kritiek te doen hooren en ook thans, na het verscheiden van den heer Leyden, mijn oordeel niet achter wil houden. Als geboren en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 52