TOPOGRAFIE VAN DEN HAAG 49 van den naam Hout- no. 422, f. 97, klap- de zuidzijde van de Nieuwe Turfmarkt 10) Gem. Arch. Den Haag, inv. no. 565, f. 425. 17) Dr. W. Moll, Die Haghe, 1932, bl. 31. Volgens J. Hoog werf (Haagsch Jaarboekje 1896 bl. 239) werd de gracht van de Hout- en Turfmarkt pas in 1609 gegraven. Ook bij Van Zuiden vindt men dat jaar opgegeven. Verg, de conditiën en voorwaarden volgens welke schout, burgemeesteren en gerecht van 's-Graven- hage willen verkoopen zekere erven gelegen zuidwaarts van de Nieuwe Turfmarkt om gebruikt en betimmerd te worden tot een houtmarkt, gedateerd 9 November 1609 (Gem. Arch. Den Haag, inv. no. 562; in dit register ligt los een inhoudstafel; zie verder de akten beginnende op f. 87 (potlood)). is) wei een van cie vroegste vermeldingen markt is te vinden: Transp. Den Haag, inv. perno. 910, 13/5/1614: aan of Houtmarkt. In 1612 wordt de latere Houtmarkt nog aangeduid als de zuidzijde van de Nieuwe Turfmarkt (Transp. Den Haag, inv. no. 420, f 53v, kl.no: 551, 1/6/1612). zwakt, wordt in 1940 geheel en al opzij geschoven. Eigenaardige ontwikkeling van inzicht voorzeker, maar niet een, die vertrouwen wekt! Er kan nog op gewezen worden, dat de naam Hout straat in de Haagsche transportregisters eerder voor komt dan die van Houtmarkt. De vroegste vermelding van een Houtstraat of Houtstraatje i.c. de latere Lange Houtstraat vond ik daarin op 21/5/1606. In een straten register van 1604 staat de Houtstraat reeds vermeld en de eerste onder die straat ingeschreven post heeft betrekking op den 27sten Augustus 1604 16In 1607 moest de gracht, die het aanzijn zou geven aan Turf- en Houtmarkt nog gegraven worden17). En dan gaan er nog eenige jaren voorbij, voordat de zuidelijke kade van die gracht tot Houtmarkt gedoopt wordt18). Het is om die redenen al niet waarschijnlijk, dat de Houtstraten naar de Houtmarkt vernoemd zijn. Mijn gevolgtrekking uit een en ander kan dan ook niet anders luiden dan dat de heer Leyden met de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 61