DE HEER LEYDEN EN DE 52 talrijke Romeinsche vondsten, juist aanwezigheid van in dit gewest”. Op het eerste gezicht maakt de inhoud van deze lange aanhaling geen kwaden indruk, maar bij nadere be schouwing vallen er eenige ernstige aanmerkingen op te maken. Vooreerst dan stoot men op de bewering van de hooge oudheid van den Houtweg, welke zou moeten blijken uit het feit, dat hij de Beek langs den Moerweg met een voorde gekruist heeft. Nu is er evenwel over deze beek, de Westerbeek, maar één voorde of over- gang bekend en dat is op het punt, waar de Loosduin- sche Weg de beek kruist. In den Z.O.-hoek aan dit kruispunt werd in de 15de eeuw het kasteel Westerbeek opgetrokken en heeft men ook Vittelervoorde te zoeken. De Loosduinsche Weg en de voorde behooren derhalve bij elkaar, maar van eenige betrekking van deze of een andere voorde tot een Houtweg, dien men zich volgens de opvatting van den heer Leyden ongeveer evenwijdig aan den Loosduinschen Weg loopende te denken heeft, bestaat historisch geen spoor. Dat hij zijn koningsweg niet over de voorde in den Loosduinschen Weg laat loopen en dus die beeksnijding niet z ij n voorde kan zijn, volgt bovendien uit zijn mededeeling, dat het ver lengde van den Houtweg in de richting naar Den Haag op de aslijn van Vlamingstraat, Spuistraat, Poten en Heerengracht kan duiden. De Loosduinsche Weg daarentegen vond zijn voortzetting in het Westeinde van Den Haag en liep recht op het marktveld van het dorp Die Haghe en op het grafelijk slot toe. De opmerking van den heer Leyden, dat in zijn voor stelling van zaken de verbinding met den Leidschen Straatweg onduidelijk blijft, lijkt mij, gezien de methoden van den heer Leyden, een makkelijk te nemen hindernis opwerpen. Want eenmaal beland ter plaatse, waar de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 64