DE HEER LEYDEN EN DE 66 I 31) Haagsche Courant 19/7/1935 6de blad. 32) Tijdschr. K.N.A.G. 2/LIII bl. 383. 33) Haagsch Maandblad XIV 1937. aanzijn te verklaren. Hij was met minder tevreden. Nu eens zag hij in zijn Denneweg, d.w.z. in de samenvatting van Noord-. Zuid- en Scheveningschen Denneweg, niets anders dan een verbindingsweg tusschen twee versterkte plaatsen uit den Karolingischen tijd, dus uit een tijdperk, toen het Hollandsche kustgebied veronder steld werd stategische beteekenis te hebben in verband met het keeren van de invallen der Noormannen31), dan weer meent hij hem te mogen brengen tot een kategorie van straatwegen, die hoogstwaarschijnlijk ook nog tot de vroege middeleeuwen moet gerekend wor den, al is hij jonger dan het net der geometrische straat wegen met militaire doeleinden uit den Karolingischen tijd32). In elk geval en ondanks de onvastheid in de beoordeeling van den tijd van zijn ontstaan achtte hij hem ouder dan de 13de eeuw. Volgens den heer Leyden maakt de typische bena ming der drie Denne- of Deenewegen het waarschijnlijk, dat zij geïsoleerde overblijfsels van een en den zelfden doorloopenden weg van dien naam vertegenwoordigen. Omtrent de door hem gedachte aaneensluiting van den Noord- en den Zuid-Denneweg gaf hij het volgende ten beste. De thans nog bestaande bocht van den huldi gen Denneweg duidt in de richting van het Bleijenburg, schreef de heer Leyden33). Daarmee wenschte hij dan te kennen te geven, dat het Bleijenburg als schakelstuk in te lasschen is tusschen den Noord- en den Zuid- Denneweg. Hoewel zelfs met de inschakeling van het Bleijenburg een direkte overgang in den Zuid-Denne weg op lange na niet bereikt zou zijn, aarzelde de heer

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1947 | | pagina 78