DE HEER LEYDEN EN DE
70
geweest om de eenvoudige reden, dat oudtijds, d.i. vóór
1664 de Beek niet langs den Scheveningschen weg liep,
maar een veel oostelijker koers had. Komende uit het
oostelijke, doodloopende einde van de vallei van Seg-
broek doorsneed de Beek de klingen ten Z.O. dier
vallei om ter hoogte van de latere tol het duinslag naar
Scheveningen onder een heul of bruggetje te kruisen en
dan haar loop in oostwaartsche richting te vervolgen.
Het stuk Timorstraat tusschen de Laan Copes van
Cattenburg en het oude tolhuis, dat ouderen van dagen
zich nog als een smal, onbenoemd laantje of paadje
zullen herinneren, duidt die richting nog aan, want daar
langs of daaraan evenwijdig lag haar stroombed. In die
zelfde richting liep ze een eindweegs voort over het
terrein, dat thans het Alexanderplein heet, boog dan
zuidwaarts om, sneed den weg (Javastraat) ongeveer
ter hoogte van de Alexanderstraat, zette zich nog een
eind in die zelfde zuidwaartsche richting voort, wendde
zich dan naar de huidige Zeestraat, die zij bij den
voormaligen Noordmolen bereikte en richtte zich daar
weer zuidwaarts om langs de zuidelijke helft van de
Zeestraat en langs het Noordeinde haar bestemming te
volgen. Eerst in 1664 is langs den Scheveningschen weg
een kortere verbinding gemaakt tusschen het tolhuis en
den Noordmolen. Op dat punt kom ik straks weer terug.
De eigenaardige omzwaai, die de Beek vertoonde
tusschen het punt, waar ze ter hoogte van de latere tol
het slag naar Scheveningen onder een heul door kruiste,
en de plaats, waar ze bij den Noordmolen den weg
naar Scheveningen weer bereikte, meen ik historisch wel
te kunnen verklaren. Maar afgezien van elke poging
tot zoodanige verklaring is de aanwezigheid van een
oude voorde aan het begin van de Laan van Meerder-
voort als volslagen in strijd te beschouwen met wat