DE HEER LEYDEN EN DE
82
Volgens het door een kaart toegelichte verbaal van
een peiling van de Beek zeer kort na haar verlegging
in 1664 heette de heul 'bij Schuddebeurs over de Beek
toen „nieuwe heul”59). De naam heultje, die op de
kaart van Cruquius aan het begin van de laan naar de
woning van Doublet voorkomt, mag m.i. niet betrokken
worden op dien sinds 1664 aanwezigen overgang over
de Beek aan de oostzijde van den Scheveningschen
Weg, maar laat wel veronderstellen, dat de slooten aan
weerszijden van de laan onder dat heultje door met
elkaar in verbinding stonden. Noch aan dit heultje noch
aan de nieuwe heul bij Schuddebeurs hebben het Heul-
weitje en de Heulwei hun naam te danken, hoe verlei
delijk het op het eerste gezicht ook moge zijn zoodanig
verband te onderstellen wegens het voorkomen van de
benaming heultje op Cruquius’ kaart juist alleen op die
eene plaats.
Geen beek dus aan de west- of de oostzij langs den
weg naar Scheveningen, hetzij aan de uitmonding van
de laan in den weg, hetzij iets meer binnenwaarts bij
het huis Meerdervoort, dat reeds op dien naam bogen
kon vóór de verlegging van de Beek in 1664.
Behalve wat het oud-archief van Delfland aan ge
schriften bevat over de bekorting van den loop van de
Beek in 1664 kan men een drietal oude kaarten te hulp
roepen om te bewijzen, dat zich ook langs den oostkant
van den weg geen waterloop bevond vóór genoemd jaar.
Daar zijn vooreerst de reeds boven ter sprake gebrachte
kaarten D.A. no. 1969 en A.R.A. no. 3286, beide uit
den tijd vóór de verlegging van de Beek. Deze laten er
geen twijfel over bestaan, dat het land ten oosten van
den weg tusschen de heul ter plaatse van het latere
5S) A. R. A. Den Haag, no. 3286.
M) Arch. Delfland, no. 2333, 6-9/8/1664.