106 ALBERTUS GRONEMAN 1 en geen onbekwame Persoone op het Klokkenspel mogen admitteeren. Voorts behouden de Heeren Burgemeesteren aan zig deze instructie ten alle tijden te veranderen, te vermeer deren en te verminderen. Aldus gearresteert ten Kamere baere Heeren Burgemeesteren 22 Januari 1742 ter ordinatie van 3S) Wc memoreren nog de bekende passage uit de „Beschrijving van Amsterdam” van Commelin (1694) volgens wie „voor 't slaan der heele uuren de wijze van een Psalm" voor die der halve een psalm of lofzang weerklonken, „op zommige tijden speelt men ook wel May-liedtjes of andere vermaakelijke deuntjes". 37) Fl. v. Duyse „Melodie v. h. Nederl. en Franse Wereldl. Lied” bl. 294. 3S) F. Timmermans „Luidklokken en Beiaarden in Nederland” (A'dam 1944, bl. 120). van de Edele Agt- van ’s Gravenhage, den dezelve. (getekent) Mich. Ten Hove, 1742. Het klokkespel is van oudsher een specifiek-Neder- landse kunst. Geen wonder dat de alom-bekende Calvi nistische Psalmmelodieën op de ton gestoken moesten worden 30Ook het repertoire van het handspel zal ten tijde van Groneman wel voor een groot deel hebben be staan uit „bekwame en melodieuse Vooisen", alsmede uit „Airtjes” en Psalmen. De bundels „De Hollandse Schouburg”, „De Nieuwe Hollandsche Schouburg”, „Boerelietjes en Contradansen” e.a. boden stof genoeg. Ér zijn ook enkele bundels carillon-muziek bewaard: het Carillon-boek van P. F. Phil. Wijckaert (Gent, 1681 37een hs. van Joannes de Gruytters (Antwerpen 1740) en verzamelingen van F. J. Berg huis 38) (Delft 1770— 1830).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1948 | | pagina 120