126 DE HAAGSE KUNSTVERZAMELAARS 12) Als boven no. 77. niet in staat waren aan de officieren op tijd geld te geven tot uitbetaling der soldijen van de huurtroepen. Daardoor was het gewoonte geworden, dat de officieren zich gingen wenden tot tussenpersonen z.g. solliciteurs militair, aange steld door de Gecommitteerde Raden van de Staten der betrokken provincie. Deze solliciteurs gaven dan, na overlegging van ordonnantiën tot betaling, voorschotten aan de officieren, onder afhouding van een rente. Zelf namen de solliciteurs het geld op van particuliere per sonen, voor wie zij de functie van bankier waarnamen. Hoewel de uitoefening van dit winstgevende ambt, waar van in de provincie Holland en West-Friesland sinds het begin der 17e eeuw sprake blijkt te zijn, bij Resolutie der Gecommitteerde Raden van de Staten dd. 13 Maart 1676 was geregeld, kwam het zelfs in de 18e eeuw nog dikwijls voor, dat men het ambt waarnam zonder een officiële aanstelling van Gecommitteerde Raden te heb ben. Blijkbaar is dit ook het geval geweest met Hendrik van Heteren, wiens aanstelling in het Archief van die Raden tevergeefs gezocht werd; zijn naam komt ook niet voor op de lijsten der solliciteurs militair die in de zg. Herenboekjes van den Haag zijn afgedrukt. Op de adressen van de bij hem ingekomen brieven wordt hij steeds „raad en vroedschap” genoemd en niet solliciteur. Doch in de stukken betreffende een proces in het jaar 1715 door hem voor schepenen van den Haag gevoerd tegen een andere solliciteur, wordt hij raad en vroed schap, mitsgaders solliciteur militair genoemd12). Onder zijn nagelaten papieren nemen de rekeningen, gehouden ten behoeve van officieren van hoge rang, die in de jaren 1702 tot 1712 in actieve dienst waren in de Zuidelijke Nederlanden in de Spaanse Successie

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1948 | | pagina 139