1 A. L, VAN HETEREN EN W. LORMIER 127 14Als boven no. 31. oorlog, een heel grote plaats in; daarbij zijn veel bij hem ingekomen brieven, die uit het leger verzonden zijn, be waard, o.a. van Nicolaas Ruysch als secretaris van de in 1708 overleden bekende veldmaarschalk Hendrik graaf van Nassau Ouwerkerk, over de jaren 1705 tot 1708 en van Carel Lodewijk baron van Wassenaar, als adjudant-generaal van de veldmaarschalk, over dezelfde jaren. Ook van Cornelis graaf van Nassau Woudenberg, tweede zoon van de veldmaarschalk en Frangoise van Aerssen van Sommelsdijk, generaal-majoor van een regiment infanterie en gouverneur van de stad Aire, ver dronken in 1712. Ik noem ook de brieven van Jacobus de Bye, die geen militair was, maar doctor-generaal van de troepen van de Staat en die uit Brussel reeds in April 1708 aan van Heteren schreef over de ernstige ziekte van de veldmaarschalk van Ouwerkerk, waaraan deze in October van dat jaar te Rousselaere overleed. Op 2 Juli 1708 schreef de Bye uit het kamp te Leuven het volgende: Gisteren was de erfprins van Hannover met een groot gevolg van prinsen, generaals en edellieden naar Brussel om de opera te sien en het bal van de voorleden nacht bij te wonen. Noyt heeft men het spektakel meer sien brilleren en het bal magnifiker gesien. In de morgenstond moesten sij over hals en kop terugkomen op kondschap, dat de vijand marcheerde, die waarlijk 's avonds order had gegeven om sich marschvaardig te houden en ’s morgens de teynte maakte. Die poetsen speelt Ven dome ons meer. So de vyant ons niet doet marcheren, gelove ick, dat wij hier noch wel acht dagen sullen blijven leggen tot de aankomst van den prins Eugenius herwaarts, so men seydt" 13 13 en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1948 | | pagina 140