A. L. VAN HETEREN EN W. LORMIER
137
Willem Lormier huwde op 4 Juli 1707 met Cornelia van
Thiel, dochter van Willem van Thiel en Aemilia Louise
Marie Vastrik. Hij koos hetzelfde beroep als zijn vader,
nl. van solliciteur militair; zijn aanstelling dateert van
4 November van datzelfde jaar. Zoals hierboven bleek,
belastte hij zich ook met de aanneming van magazijnen
van fourage voor de troepen in de Zuidelijke Nederlan
den. Een enkele maal wordt hij ook wel agent genoemd,
b.v. in de catalogus van de veiling van zijn schilderijen,
na zijn dood gehouden, doch voor welke vorst of welke
stad hij door de Staten Generaal als agent was geadmit
teerd, bleek mij niet.
Uit zijn huwelijk werd één zoon geboren, nl. Claudius,
die in het jaar 1726 te Leiden als student in de rechten
werd ingeschreven, en advokaat bij het Hof van Holland
werd. Blijkens de Herenboekjes woonde hij sinds 1731
weer in het huis van zijn ouders op de Lutherse Burgwal,
toen ook Groenmarkts Burgwal genoemd; reeds in
1735 stierf hij ongehuwd. Toen zijn moeder in 1740 was
overleden, hertrouwde zijn vader het volgend jaar met
Henrica Cunera van Olden, afkomstig uit Arnhem28).
Dit huwelijk bleef kinderloos. Willem Lormier werd
7 December 1758 in de Kloosterkerk begraven; zijn
weduwe overleed pas in 1785.
Bij haar testament dd. 26 Juni 1776, verleden voor
notaris Adriaan Roos, benoemde zij tot haar enige erf
genaam Mr. Rudolf van Olden, rentmeester-generaal van
de Prins van Oranje, die een zoon was van een van haar
pen van ’s Hertogenbosch, in 1772 de eerste maal en in 1789 de
laatste maal. De laatstgenoemde was ook Ontvanger van 's Lands
verpondingen over de stad den Bosch en het Kwartier van
Maasland.
28Over het geslacht van Olden, afkomstig uit Arnhem, zie
Nederland's Patriciaat. A° 19211922.