140
DE SCHILDERES ROSINE DE GASC
2) Over de schildersfamilie Lisiewski zie Thieme-Becker,
Allgemeines Lexikon der Bildenden Künstler XXIII (Leipzig, 1914),
bl. 282285; G. Biermann, Deutsches Barock und Rokoko
(Leipzig, 1914), bl. XXXI—XXXIII.
3) P. Seidel, Bildnisse von Mitgliedern des Theaters Frie
drichs des Groszen (Hohenzollern-Jahrbuch XVI, Berlin-Leipzig,
1912), bl. 223 met verwijzing naar Hohenzollern-Jahrbuch XV,
bl. 272—273.
Lisiewska2), van wie de oudste, Rosina Corina, als
BrunsWijkse hofschilderes bekendheid verwierf onder
de naam van haar tweede echtgenoot De Gasc. Rosina
Corina en haar jongere zuster Anna Dorothea, die later
de herbergier en dilettant-schilder Therbusch huwde,
waren de dochters van de Poolse schilder George
Lisiewski, in 1692 naar Berlijn gekomen als bediende
van de architect Eosander von Goethe. Rosine werd
daar in 1713, volgens anderen in 1716, geboren en
ontving haar eerste opleiding van haar vader. Al vroeg
tot beschermelingetje uitverkoren van de prinses van
Anhalt-Zerbst, schilderde zij deze vorstin, toen zij zelf
nauwelijks veertien jaar oud was. In 1741 huwde zij de
Pruisische hofschilder David Matthieu, een leerling
mindere mate, bij de meesteressen van het tweede plan,
van de Parijzenaar Antoine Pesne en weduwnaar van
haar jong overleden zuster Dorothea Elisabeth. Dat zij
persoonlijk de invloed onderging van Pesne, de schepper
van de Berlijnse school, bewijzen haar portretten
van de gevierde balletdanseres Barbarina Campanini,
door Frederik den Grote met geweld naar Berlijn
gehaald na haar triomfen te Parijs en te Londen, en
van een andere ster van de Berlijnse opera, de danseres
La Reggiana 3)
In 1755 stierf Matthieu. Zijn weduwe trok nu naar
Zerbst, waar zij in de befaamde Salon des Beautés van
het slot een veertigtal uit de geschiedenis beroemde