EN HAAR HAAGSE RELATIES 143 pen de boeken niet meer dan 10) Thieme-Becker, Lexikon XXIV (Leipzig, 1930), bl. 245; vgl. E. S t e i n m a n n en H. W i t te, Georg David Matthieu. Ein deutscher Maler des Rokoko (17371778) (Leipzig, 1911), stamboom achter bl. 92. Het verlangen, hen weer te zien, en de bizondere betrekkingen tussen het Huis Oranje en het Brunswijkse vorstenhuis als uitvloeisel van het voogdijschap van hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk over de jeugdige Stadhouder, prins Willem V, kunnen inderdaad een rol hebben gespeeld bij de vorming van het reisplan, dat ook Rosine moest toelachen. Voor haar kunstenaar schap toch openden zich aanlokkelijke nieuwe perspec tieven en daarenboven zou het tegelijk de ontwikkeling van haar kinderen helpen bevorderen. Uit haar eerste huwelijk met David Matthieu waren haar namelijk twee kinderen geboren, een dochter Rosina Christina Ludo- vica in 1748, en een zoon Leopold in 1750, die beiden de schilderkunst beoefenden 10Maar al ligt ook het ware motief in het duister, het staat niettemin vast, dat het plan doorging, en dat bij het aanvaarden van de verre reis de gehele familie van de partij was, niemand uit gezonderd, zelfs niet de hond. Over het verblijf van Rosine de Gasc te 's-Graven- hage, dat blijkbaar het voornaamste reisdoel was, wer- van de Haagse schildersconfrerie Pictura een spaarzaam licht. Volgens de notulen, gehouden door Pieter Terwesten, werd op 10 Februari 1767 aan de gildeknecht opgedragen, mevrouw! De Gasc, geboren Rosina Lisiewska, te gaan vermpnen tot beta ling van het confrerierecht. Dit recht werd geheven van iedere vreemde schilder, die in Den Haag zijn beroep uitoefende, onverschillig of hij al dan niet de wens te kennen had gegeven, in het gilde te worden opgenomen, hetgeen dikwijls protesten uitlokte. Vandaar, dat men

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1948 | | pagina 157