DE SCHILDERES ROSINE DE GASC
144
’s-Gravenhage
en Jean George
de Academie en
van Schil-
van Franse
dan ook bij nader inzien besloot, haar door de oud-deken
van het gilde Terwesten zeer vriendelijk te laten vragen
of zij de door haar verschuldigde 18 gulden maar
wilde voldoen 11Aan dit verzoek heeft onze schil
deres op 7 Maart 1767 inderdaad gehoor gegeven
blijkens de daarvan door Bredius gepubliceerde post12
Van meer belang is echter de aantekening door Pieter
Terwesten, dat Rosine de Gasc bij haar eerste man
een zoon had, die, zoals hij vermeldt, dezen Winter op
de Academie getekend heeft”. Genoemde aantekening
wordt bevestigd door het feit, dat Leopold Matthieu in
de gildeboeken van Pictura werkelijk onder de leer
lingen der Haagse Academie van Beeldende Kunsten in
1767 voorkomt1'3). Als zijn medeleerlingen vinden wij
verder de in 1761 uit Amsterdam naar
verhuisde schilder Jean Humbert 14
Teissier15), die het tot regent van
Onder-Directeur van het Koninklijk Kabinet
derijen aldaar zal brengen, alle twee
11A. Bredius, Extract uit de notulen der conferentie van
Pictura te 's-Gravenhage, gehouden door Pieter Terwesten (Oud-
Holland XIX, Amsterdam, 1901), hl. 175.
12) A. Bredius, De boeken der Haagsche schildersconfrerie
(Obreen's Archief voor Kunstgeschiedenis V, Rotterdam, 1882
1883), bl. 161.
13) A. Bredius, De boeken der Haagsche „Schilders-Con-
frerye” (Obreen's Archief v. Kunstgesch. IV, Rotterdam, 1881
1882), bl. 143.
14) Over hem zie A. Staring, De verdwenen huizen Prinse-
gracht 9 en Buitenhof 28 (Jaarboek „Die Haghe” 1924, 's-Graven
hage, 1924), bl. 250—251.
15P. A. Scheen, Honderd jaren Nederlandsche schilder- en
teekenkunst. De romantiek met voor- en natijd (17501850) (Den
Haag, 1947), bl. 305. Nadat hij ruim twintig jaar regent van de
Haagse Academie was geweest, werd Teissier bij K.B. van 5 Mei
1821 no. 55 benoemd tot Onder-Directeur van het Schilderijen-Ka-
binet (Alg. Rijksarchief, archief Staatssecretarie no. 1189).