JAARVERSLAG VAN DE VERENIGING 246 er Peter de Grote vergelijking met U i t s t a p j es. Het eerste bezoek vond plaats op Zaterdag 10 Mei 1947 en betrof de bezichtiging van het Museum Bredius en het Oranje Nassau Museum. In beide musea is de ruimte beperkt en waar de aanmelding voor de deelname een zeer groot aantal gegadigden had opgeleverd, daar moest het gezelschap in twee groepen worden gesplitst, welke elkander hebben afgewisseld. In het Museum Bredius leidde een ambtenares van de Dienst van Schone Kunsten de rondgang, terwijl in het Oranje Nassau Museum ons medelid Mej. A. W. Mulder met toewij ding de nodige inlichtingen verschafte. Een goede maand later, op Zaterdag 21 Juni, vond de grondvorm vertonen als in vroeger tijden en ook, dat tussen het begin der 17e en het begin der 20e eeuw geen stedenuitbreiding heeft plaats gehad. Na de zomerpauze kwamen de leden weer voor het eerst bijeen op Dbnderdag 6 November. Eerst werd de zogenaamde najaarsvergadering gehouden, waarna Prof. Dr. Th. J. G. Locher uit Leiden optrad met als onder werp zijner voordracht: Peter de Grote. Het was te betreuren, dat de opkomst geringer was, dan wij de laat ste jaren gewend zijn, want de lezing had ongetwijfeld groter belangstelling verdiend. De spreker behandelde achtereenvolgens: de ontwikkeling van en zijn invloed op Rusland en trok een het tegenwoordige Rusland. Ook de vijfde en laatste bijeenkomst in 1947, gehou den op Donderdag 11 December, was niet goed bezocht. Aan het onderwerp kan dat bezwaarlijk hebben gelegen, want ons medelid de heer P. W. Pieters besprak een bij uitstek Haags historisch gegeven: De geschiedenis van het garnizoen 's Gravenhage.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1948 | | pagina 262