DE GAVE GODS IN DE MALLE MOLEN 53 Renen also sij int huijs bij Hendrickgen zaliger quam, ende de swaericheijt daer sijnde, seijde: Lysbeth, wilt gij bij mijn blijven in mijn swaricheijt. Ick zal u doen ende geven dat gij mijn bedaneken suit gelick ick mijn ander volck doe, ende soe gij sieck wort soo sal ick u laten genesen ende helpen naer behooren, en so gij kompt te sterven soo sal ick u tot Eyckenduijnen eerlick doen begraven. Al t’ gene voors. is, verklaren wij ge- bueren dit aldus waerachtich te sijn, oorkont onse handen hier onder gestelt den 29en December 1663.” Den 9de November dan had de begrafenis plaats van de zoon en de broeder, eveneens te Scheveningen. Hen- drikjes gezondheid liet voorlopig nog niets te wensen over omstreeks die tijd, al moet zij dan wel zwaar gebukt gegaan zijn onder het verlies van de leden van haar gezin. En nu moeten we onze aandacht gaan wijden aan de persoon van Frederik Jaenen. Hij oefende het beroep van ziekentrooster uit na eerst als schoolmeester de jeugd onderwezen te hebben. Zoals we zullen horen, deed hij, als het nodig was en bevoegdere personen in gebreke bleven, ook chirurgijnswerk, hoewel hij de titel van chirurgijn niet voerde. Reeds de 8ste November had Hendrikje hem te haren huize doen ontbieden en hem de opdracht verstrekt een inventaris te maken van al wat zich in haar woning bevond, waartoe ook de boedels van haar moeder en haar broeder behoorden. Van deze taak kweet hij zich de 12de van die maand. We zullen hem thans zelf aan het woord laten om de gesprekken mee te delen, die hij met Hendrikje vóór en in haar ziekte gevoerd heeft en om verslag te doen van alle gebeurte nissen en wederwaardigheden, die met Hendrikjes ziek bed en dood samenhangen. Het door hem opgestelde relaas was gericht aan de Heren Weesmeesters, van wie

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1948 | | pagina 67