DE GAVE GODS IN DE MALLE MOLEN
55
dach gecomen
om te eeten ofte drincken, ick heb haer
geackommandeert 8) voor haer gelt, ende meer andere
woorden etc. hier niet nodich alle te verhaelen.
Al 't geene voorgeschreven is, verclaere ick onderge
schreven in dato den 12den November 1663 uijt de eijgen
mont van Heijndericktjen Tielmans doen noch gesont
synde, aldus aengeteyckent te hebben, die mijn op den
8 November tot haeren huyse heeft ontboden met by-
vouginge van woorden: Alles wat ghij voor mijn doet
ende schrijft, sal ick u wel betalen, soo ick int leven
blijff, ende soo de Heer mijn comt te haelen, soo suit ghij
evenwel wel betaelt werden van die geene, die mijnen
boel sullen aenstaen ende redden. Comt doch dickmaels
bij mijn om mijn met Godts woort te vertroosten. Ick
hoop nu een ander leven te leijden dan ick gedaen heb.”
Hier moet ik het verhaal van Fred. Jaenen even onder
breken om aan te duiden, welke wijze van leven zij
wilde laten varen. Het booze gerucht ging, dat Hen-
drikje met een zeker manspersoon betrekkingen onder
hield, die een smet wierpen op de eerbaarheid van haar
weduwlijke staat. Ter zake van dit afdwalen van het
rechte pad der deugd nu was de ziekentrooster haar
blijkbaar boven wat zij in dit opzicht van een predikant
verwachtte, hard gevallen.
We laten nu Frederik Jaenen zijn verhaal voortzetten.
„Dit geschiede dijnsdaechs den 13den November 1663,
soo dat ick doen een voornemen hadde ende nam om
de reden vooren verhaelt niet weer daer te comen,
sonder op nieu van haer ontboden te sijn, soo heeft sij
wederom acht daegen daer naer op dijnsdach smergens
wesende den 20sten November 1663 bij mijn gesonden
haeren neve Anthonij van Dijck en door hem laeten ver-
soucken dat ick doch wederom bij haer soude gelieven
8) Geaccommodeerd.