DE GAVE GODS IN DE MALLE MOLEN 71 van Cleeff, tot de geringste beschreven snippers toe, vergaard en bewaard hebben, heb ik in het bovenstaande een schets kunnen geven van de wijze, waarop de ge meenschap en de overheid in 1663 reageerden op het optreden van een gelukkig plaatselijk geisoleerd gebleven geval van builenpest. Een afzonderlijke geneesheer voor de behandeling van de pestzieken had Den Haag op dat ogenblik niet en schijnt toen ook niet aangesteld te zijn. Een geheel on bevoegd man, voorheen onderwijzer, te dien tijde zieken trooster, niet eens aanspraak makende op de titel van chirurgijn, waagde zijn leven ter genezing van de zieken. Hij deed het gevaarlijk chirurgijns- of dokterswerk van het uitsnijden der pestkolen, bereidde en diende de ge neesmiddelen toe. De eenige geneesheer, die in het geval gemoeid werd, trad pas eenige maanden later op en uitsluitend om van raad te dienen in zake de ontsmetting van het sterfhuis. Van een doortastend ingrijpen van de overheid blijkt niets. Aan de gerechtsbode was wel is waar opgedragen een oog in het zeil te houden, maar deze taak heeft zich beperkt tot het naricht inwinnen in de buurt, of het voorschrift omtrent heteenige maanden gesloten houden van de woning wel nageleefd werd. De weesmeesters, aan wie het beheer van de boedel toe vertrouwd werd, en de binnenvader van het weeshuis, waarin de enige erfgenaam van Hendrikje Tielemans, het minderjarige zoontje van een zuster van haar, een weduwe, opgenomen was, meden een bezoek aan het besmette huis en lieten de bereddering van de boedel maar al te gaarne aan de brave ziekentrooster over. Een zeker manspersoon, die ten tijde van het overlijden van Hendrikje nog in haar huis vertoefde en die het ver trouwen van de weesmeesters niet scheen te bezitten, verdween, bedreigd met ingrijpen van den schout en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1948 | | pagina 85