CORNELIS VAN IJSSELDIJK waarop zijn gasten de reis wensten te vervolgen. De heer Handel was nl. van oordeel, dat een reiziger recht had paarden te bestellen bij wie hij verkoos. Achtte de postmeester zich daardoor benadeeld, dan moest hij die reiziger maar om schadevergoeding aanspreken! De commissaris verklaarde het met die zienswijze eens te zijn en meende bovendien, dat de postmeester bij de politie behoorde te klagen indien de wet werd over treden. Blijkbaar was Ampt geprikkeld, omdat Van IJsseldijk zich regelrecht tot de Maire had gewend. De Maire gaf hem evenwel te verstaan, dat zijn opvattingen onjuist waren. De politie diende de wetten te doen naleven. En in dit geval was De Haas kennelijk in overtreding. De Maire eiste handhaving van de wet en bracht de commissaris terloops onder ’t oog, dat hij, Maire, hoofd der stedelijke politie was. 8) Vermoedelijk is de zaak verzwolgen door de gebeur tenissen in November 1813. 21 November 1813 verscheen de beroemde Procla matie van Van der Duyn en Van Hogendorp. Het staat vast, dat Van IJsseldijk zich onmiddellijk te hunner beschikking heeft gesteld. Waarom vindt men zijn naam dan niet op de vorenbedoelde lijst en wel bv. die van Dirk Willem Veldhorst, met vermelding, dat deze koet sier al zijn knechts en paarden ter beschikking stelde? Men kan slechts gissen. Van IJsseldijk was ambtenaar en dus ingevolge de proclamatie verplicht tot medewer king. Misschien ook stond diens benoeming tot post directeur te Alkmaar (waarover straks meer) reeds vast, toen Gijsbert Karei de lijst opstelde. In elk geval moet het Algemeen Bestuur over hem 76 8) Register ingekomen stukken bij de Maire, 1813 (20 en 22 Oct.) en uitg. stukken 1517 en 1526.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1948 | | pagina 90