DE VERDELING VAN DEN HAAG IN WIJKEN
102
1813 ieder erkende, dat de buurten in het volksleven
niets meer betekenden.
Merkwaardigerwijze bleek toen de Haagse bevolking
vooruitstrevender dan de Haagse Magistraat. Terwijl
vóór 1813 het Stadsbestuur niet aan de Buurtindeling
dorst te tornen, beschouwde na 1813 de bevolking het
gehele buurtstelsel als opgeheven. Alle Buurtverplich-
tingen, alle buurtkaarten en reglementen werden ter
zijde geschoven, maar het stadsbestuur kon zich op zijn
beurt daarmede niet verenigen, overigens meer uit voor
zichtigheid dan tegenzin. Men ziet een volkomen ver
wisseling van positie. Thans werden degenen, die on
willig waren de buurthoofden te erkennen, bedreigd
met rechtsmiddelen. Nu was de Magistraat conservatief,
overwegende, dat alles wat de orde kon dienen, al
was het dan een oude orde, altijd verre te verkiezen
was boven chaos. De „Heren” hadden de opstand tegen
het gevestigde gezag doen ontbranden, maar zij wensten
het vuur te kunnen 'doven, wanneer zij maar wilden.
De kloof tussen volk en aristocratie was nog te groot,
dan dat de laatste niet wantrouwend zou staan tegen
over het eerste in tijden van beroering. Daarbij vergete
men niet, dat de buurtindeling steunde op de volks
tradities, die weliswaar grotendeels in onbruik waren
geraakt, maar die te hoger werden geschat, naarmate de
Magistraat besefte, dat de wijkindeling niet op die steun
kon bogen en dus nooit zó met het volksleven kon ver
groeien. De Publicatie van de 22e Juni 1814 geeft van
het bovenstaande het bewijs.
„Het Provisioneel Bestuur der stad ’s-Gravenhage, in
ervaring gekomen zijnde, dat verscheidene personen in
het erroneus denkbeeld verkeeren, dat de Buurtkaarten
vervallen, en men niet meer gehouden zoude wezen aan
de verplichtingen bij dezelve voorgeschreven te voldoen,