'i
2
HET CATSHUIS „SORGHVLIET” 300 JAAR
■-
En gaet om onsen werf,
„Een beeckjen uyt den Duyn dat komt hier neder
dalen,
en deur de klingen
dwalen
Het is juist om deze klingen en woeste duingrond af te
scheiden van de vruchtbare polder, dat de beek een bocht
om het perceel maakt.
Dat hier vroeger al gewoond werd, ja zelfs ge
boerd bleek uit de aanwezigheid van een uit rode bak
steen opgetrokken huis met schuur, hooibergen en ge
boomte, terwijl „seeckere geesten ende klingen, mits
gaders noch een stuckgen lant” bij de koop inbegrepen
waren.
Nauwelijks een jaar later kocht Cats „seeckere duynen
ofte wildernisse” erbij, zodat zijn bezit werd uitgebreid
in de richting van de oude Heerweg naar Scheveningen,
waarvoor Constantijn Huygens ter zelfder tijd zijn „Zee-
straet” Scheveningse weg) zou ontwerpen.
Wat Cats met deze nieuwe aanwinst deed, beschrijft
hij met de woorden:
„lek heb op desen grondt een hoeckje landts bekomen,
En my tot oeffeningh het planten aengenomen,
En schoon het zandigh is, als midden in den duyn,
So worden evenwel de witte klingen bruyn.”
Ligt het niet voor de hand dat de grijsaard Cats, als hij
eenmaal op zijn buiten woont, niet kan ophouden te ver
tellen hoe hij deze gronden vruchtbaar maakte:
„Leent my een gunstich oor, ick wil het openbaren,
'T is mijn gewoonte niet voor vrienden broot te sparen.
De kunst hier in gebruyckt en is niet al te groot,
De stof ons aldernutst is bagger uyt de sloot,