118
DE VERDELING VAN 'S-GRAVENHAGE
men zeker meende te zijn, was daar-
20Zie Verbaal van de Maire en Wethouderen van de Stad den
Haag 2 Jan. 1811 tot 1 Augustus 1811.
van wier gezindheid
toe een waarborg.
Bij missive van den Prefect De Stassart d.d. 12 Mei
1811, no. 55 gaf deze de Maire kennis, dat A. Ampt door
de Keizer benoemd was tot Commissaris van Politie, en
dat de werkzaamheden van de onderschout Van Gelder
onzer zekere bepalingen kwamen te vervallen. De 13e
Mei werd de Heer Ampt als commissaris geïnstalleerd.
De 16e Mei daaraanvolgende bereikte de Maire het be
richt, dat J. van Alphen, afkomstig uit Leiden, benoemd
was tot Commissaris van Politie voor de kusten van
Scheveningen, waarna deze de 20ste als zodanig ge
ïnstalleerd werd.
Scheveningen ontving dus een aparte Commissaris van
Politie, en viel dus niet onder een der drie arrondisse
menten hierboven genoemd. Wanneer wij dus Schevenin
gen bij Den Haag rekenen zouden wij beter kunnen spre
ken van een verdeling in vieren in plaats van in drieën.
Wij houden echter voornamelijk het oog op het Stadsge
bied van Den Haag in engeren zin, omdat ook de kaart
der politie-arrondissementen daarop betrekking heeft en
het dorp Scheveningen daar niet onder rekent. Wij spre
ken dus van een verdeling van den Haag in drie Politie-
arrondissementen, hoewel strikt genomen Scheveningen
beschouwd kan worden als een vierde arrondissement.
21 Mei 1811 deelde de Prefect het Gemeentebestuur
mede dat E. Couilliboeuf benoemd was tot Commissaris
van Politie te Den Haag, met verzoek hem zo spoedig
mogelijk te installeren 2o). De 14en Juni werd A. von
Sommerlatte in dezelfde functie benoemd, zodat den