133 DE HOFSTEDE VAN RIJSWIJK -11) O.H.Z. (2de druk) nr. 174. Voor de echtheid zie P. A. MeP link, De Egmondse geschiedbronnen ('s-Gravenhage, 1939), bl. 36—44; O.H.Z. I, nrs. 277, 283, 287, 321, 325 en II Nal. nr. 13; J. de Fremery, Cartularium der abdij Mariënweerd ('s-Gravenhage, 1890), nr. 56; linger, t.a.p., reg. 189; Sernée-Drossaers'Feith, De archieven van kloosters en andere instellingen in Delfland ('s-Gra- venhage, 1920), blz. 292. bij dit geslacht naast Ogier gebruikelijke voornaam Gilles laat zich insgelijks bij de Rijswijk’s aanwijzen. Tussen 1222 en 1231 komen wij herhaaldelijk een Gelekintts „Gielken” diminutief van Gilles) de Riswic tegen, die een oorkonde van 1234 onder de ridders plaatst, en in 1249 en 1255 een Egidius of Gilles van Rijswijk; mis schien dezelfde als de voorgaande 11 Als tijdgenoten van Ogier van Voorschoten, wiens mo gelijke identiteit met de in 1212 vermelde grafelijke dapi- fer O gems hier terloops vermeld zij, zijn de gebroeders Arnoud, Hendrik en Jan van Rijswijk te beschouwen. De ze drie broers hebben in de strijd om de erfopvolging in het graafschap Holland na de dood van Dirk VII een vooraanstaande rol gespeeld te oordelen naar hetgeen zo wel de Egmondse Annalen als de kronieken van Melis Stoke en de „Clerc uten Laghen Landen” over hen be richten. Terwijl de jongste zoon Jan van Rijswijk de partij van graaf Willem van Holland had gekozen, schaarden Arnoud en Hendrik van Rijswijk zich aan de zijde van de jeugdige gravin Ada en haar gemaal, graaf Lodewijk van Loon. Hun inmenging in die binnenlandse oorlog, tijdens het verloop waarvan het dorp Rijswijk een Loonse legermacht kreeg te herbergen, had voor het drietal nood lottige gevolgen. Jan van Rijswijk verloor tijdens de vijan delijkheden in 1203 het leven. Arnoud en Hendrik, die ik meen te mogen houden voor de tussen 1198 en 1201 ver melde dapifer van graaf Dirk VII Atnoldus en diens broe-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1953 | | pagina 155