135
DE HOFSTEDE VAN RIJSWIJK
de dienstadel. Ten onrechte heeft men hen dan ook voor
ministerialen willen houden, misleid door een oorkonde
uit 1167, waarvan de getuigenreeks een Wiger van Rijs
wijk vermeldt, voor wiens naam het woord scoltetus is ge
plaatst. Afgezien van het feit, dat het gebruikelijk was
de functie niet vóór, maar achter de persoonsnaam te
plaatsen, zodat de qualificatie waarschijnlijk sloeg op de
voorafgaande getuige Albert Banjaert, is er geen enkel
dwingend bewijs, dat Wiger van Rijswijk een familielid
was van zijn tijdgenoot Ogier van Rijswijk. Wel zou men
kunnen aannemen, dat er naast het dynastengeslacht een
ministeriaal geslacht Van Rijswijk heeft bestaan 15
Indien wij de in het bekende Egmondse falsum van
1083 vermelde Deddo van Rijswijk buiten beschouwing
laten, kunnen wij de stamreeks van de dynasten van Rijs
wijk laten beginnen met Godelt van Rijswijk, mogelijk de
zoon van de zoeven genoemde Deddo, die tussen 1105
en 1120 land te Velzen aan abt Adalhard van Egmond
verkocht. Het geboortejaar van de tweede generatie van
dit geslacht moet vermoedelijk nog in de 11de eeuw wor
den gezocht. Kiezen wij hiervoor het jaar 1080 en voor
dat van de volgende generatie telkens een dertig jaar
later, dan kan Franco van Rijswijk, die met zijn broers tus
sen 11301160 land te Poelgeest aan Egmond verkocht,
in 1110 geboren zijn. Wellicht is deze Franco identiek met
de dapifer Franco, in de Egmondse bronnen vermeld als
verkoper te zamen met zijn moeder Ymma en zijn broers
15) O.H.Z. (2de druk) nr. 185; I. H. Gosses, Welgeborenen en
huislieden (Groningen, 1926), bl. 89 neemt aan, dat Gelekinus
van Rijswijk een ministeriaal was, doch wijst op Gijsbert van
Amstel en Albert van Wulven, die in 1228 „milites” en in 1238
„nobiles” heten, Craandijk, Proeve eener geschiedenis van het
geslacht van Haarlem (Bijdr. Vaderl. Gesch. en Oudheidkunde IV:
1, 1900), bl. 54 houdt de Haarlems, Teylingens en Rijswijks voor
geslachten van dezelfde rang.