DE HOFSTEDE VAN RIJSWIJK 138 de Water- 20) Muller, t.a.p., bl. 201, 269—270. 21L.H. nr. 1, f. 58v, 42v. heren Enghebrechts soens en zuidwaarts aan lose 20 Als oostbelending van het goed de Werve wordt op- gegeven het land van Beatrijs Florensdochter van den Werve, dat zij in leen houdt van haar broeder Willem. Laatstgenoemde vinden wij nogmaals genoemd in een oorkonde van 1326 betreffende de verkoop aan Willem van Duvenvoorde van achttien morgen land met veenlan- den, huis en boomgaard in Rijswijkerambacht. Deze acht tien morgen waren leengoed en door het kinderloos over lijden van Willem Floriszoon aan graaf Willem III ver vallen, die ze als vrij goed aan Willem van Duvenvoorde verkocht. Het gezegde leen bestond uit twee percelen. Het ene groot twee morgen grensde aan de oostzijde van de Werve en strekte zich tussen de Brede weg en de Water- lose uit. Vermoedelijk was het 't perceel, dat in 1309 door Beatrijs van den Werve, Willem’s zuster, in achterleen werd gehouden. De noordelijk van de Brede weg in de vorm van een smalle strook tot aan de Hoeve (de Laak) reikende zestien morgen grensden aan de westzijde aan het land van Ghisebrecht Sweym, de toenmalige bezitter van de Werve, en aan dat van Costijn Heg (n)rix, wiens naam de leenacte van 1593 releveert als gebruiker van de aan Koningsveld leenroerige twee morgen in de hofstede van Rijswijk. De in de oorkonde van 1326 opgegeven be lending stemt overeen met de aanduiding van het land van Costijn Hendriksz. als noordelijke begrenzing van de Werve in een leenacte van 1323 21 Aan de hand van de bovenstaande gegevens wordt het mogelijk de hofstede van Rijswijk precies te localiseren en wel ter plaatse van de tegenwoordige Mariahoeve aan de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1953 | | pagina 160