DE HOFSTEDE VAN RIJSWIJK
147
Als wij de vóór 1300 reeds bestaande adellijke goe
deren onder Rijswijk de revue laten passeren, zijn er twee
complexen aan te wijzen, die aan bovengestelde eis vol
doen. De Werve en de hofstede ,,de Burch” vallen hierbij
buiten beschouwing. Hoewel de Werve omstreeks 1280
een „saté”, d.w.z. een kasteel rijk was, besloeg het bij
behorende land oorspronkelijk niet meer dan veertien mor
gen. Weliswaar bestond dit land niet uit een smalle kave
ling, doch uit een tamelijk regelmatige rechthoek. De hof
stede „de Burch” was aanvankelijk slechts één morgen
groter dan de Werve. Pas in de 15de eeuw werd zij ver
groot met een aan de westzijde gelegen hoeve genaamd
Harper Wrighers woning. Met de burcht van de heren
van Rijswijk kan „de Burch” niet worden vereenzelvigd,
aangezien de naam aan het geslacht Van der Burch ont
leend werd, waarvan de oudst bekende vertegenwoordi
gers Symon en Theodericus de Urbe of van der Burch
tijdgenoten waren van de dynasten van Rijswijk. Vermoe
delijk waren de Van der Burch’s uit Voorburg afkomstig,
waar het terrein van de Romeinse nederzetting bij Arents-
burg in de middeleeuwen de naam de Burch droeg 33
De hofstede „ter Bloot” of „Blotinge” moeten wij even-
lem, f. 2V en 4V. De 64 morgen waren een achterleen van de heren
van Egmond, die dit land in de 14de eeuw door huwelijk met de
erfdochten van de Doortoghe hadden verkregen: Muller, t.a.p.,
bl. 181182; Gemeente-archief Monster, metingboek 1378, f. 2.
33) Muller, t.a.p., bl. 201; Gemeente-archief's-Gravenhage, archief
heerlijkheid Rijswijk nr. 1, f. 5V; L.H. nr. 49, f. 6V7; nr. 78,
f. 44v45; nr. 280, f. 139139v; Archief Ned. Hervormde ge
meente te Rijswijk, cartularium, f. 24v25, waar uitdrukkelijk van
de Westwoninge van der Burch wordt gesproken; O.H.Z. I, nrs.
357, 361, 353. Voor de identiteit van de de Urbe's met de Van der
Burch’s zie Muller, t.a.p., bl. 261, 291, O.H.Z. II, nr. 658 en W.
Stach, Wort und Bedeutung im mittelalterlichen Latein (Deutsches
Archiv für Erforschung des Mittelalters IX, 1952), bl. 346; Jaar
boek „Die Haghe” 1942, bl. 185 n. 1.