DE HOFSTEDE VAN RIJSWIJK
154
3B) O.H.Z. I, nr. 202; De Geer, Duitse Orde I, nr. 275, waar
Gerard van der Wateringhe de heer van Teylingen zijn „sweer"
schoonvader noemt; A.R.A. huisarchief Duvenvoorde nr. 473, 474;
Muller, t.a.p. bl. 201; archief heerlijkheid Rijswijk nr. 14.
wel men het daarmee destijds vaak niet al te nauw nam.
Het ontbreken van een mannelijke nakomeling bij Arnoud
van Rijswijk of wie toen de oudste van het geslacht was
kan voor graaf Willem I of zijn opvolgers echter even
goed aanleiding zijn geweest om Willem van Teylingen
met heerlijke rechten te Rijswijk te belenen. Volgens het
leenregister van Floris V werd het ambacht Rijswijk om
streeks 1280 door Jan van der Burch in leen gehouden.
Wellicht hadden de Teylingen’s het aan hem of aan zijn
vader verkocht na afsplitsing van het ambacht Waterin
gen. De Van der Burch’s schijnen het ambacht Rijswijk
in ieder geval niet lang te hebben behouden. In 1315 be
hoorde het aan Dirk van Wassenaer die het toen weer
met toestemming van graaf Willem III aan Jan van Pola-
nen verkocht. Met het goed Steenvoorde is het waarschijn
lijk dezelfde weg gegaan. Mr. Gerard van Leyden zal dit
leen wel door aankoop hebben verworven 39
Over de oudste geschiedenis van het allodiale goed
Ockenberg zwijgen de bronnen in alle talen. Of daar of
wel in de nabijheid ervan de stamburcht lag van de oude
heren van Rijswijk, zal wel nimmer worden opgehelderd.
Voorlopig geef ik Steenvoorde de meeste kans als de
plaats, waar de oude „curtis” van Rijswijk gezocht moet
worden. Met de zandrug tussen de Broeksloot en de Wa-
terlose tot aan de Geestbrug, dus ook het dorp ontstaan
om de iets hoger gelegen kerk, die vroeg 13de-eeuwse
muurresten bevat, vormde het Voordecomplex één tiend-
gebied, dat van de zogenaamde Geesttienden.
Naar sporen van horigheid zoekt men te Rijswijk ver
geefs, tenzij in de vorm van tijnsen en schot. De opvallend