IN DE SPUISTRAAT 159 Uit deze acte blijkt allereerst, dat wij het huis te zoeken hebben aan de Noord- of even zijde van de Spuistraat, daar waar het Achterom met deze straat parallel loopt. Bekijken we nu de kaart van Bos en van Harn uit 1616 4), dan vinden we de Spuistraat bijna geheel bezet met kleine burgermanshuisjes, waar wij de toen reeds zeer rijke advocaat van Holland niet op zullen aanzien. Maar vlak bij de Gortstraat staan een paar aan zienlijke huizen, en één daarvan, het vierde of vijfde van de hoek, heeft in de tuin een galerij met zuilen. Wij zullen die zonder aarzeling gelijk stellen met de „galarij” waarvan in de acte sprake is. Wij kennen dus nu één van de twee huizen die Oldenbarnevelt voor zijn gebruik gecombi neerd had. Het had, ook al weer volgens de koopacte, een achteruitgang op het Achterom, onder een ander huis door, dat hem niet toebehoorde. Die achteruitgang kwam uit vrijwel recht tegenover de tegenwoordige Kettingstraat, die toen nog veel smaller was en Stal- steegje heette naar de prinselijke stallen, die op de hoek van het Buitenhof lagen. Dit steegje liep onder het zg. Hofpoortje door, dat eerst in 1867 is afgebroken 5) en waarvan de plaats nu nog te zien is aan een wat uit springende kapperszaak. In 1611 vermeldt de Haagse 4) Historische Atlas „Die Haghe”, afl. IV, hier afb. 1. 5) Zie het artikel van dr. D. Hoek in Jaarboek die Haghe 1945, blz. 63 vlg. daer van jaerlijckx renten betaelt zall moeten worden jegens den penninck zestijen, die innegaen sullen Meij toecomen(de), bij den voors (chreven) heere van Mathenesse op huijden voor ons Sche penen voors (chr even) tsijnen Ed (elheijts) behouve gepasseerten (de) specialijcken op de voors (chreven) gecochte huijsingen en (de) erven gehipothequeert en (de) generalick sijn persoon en (de) goe deren verseeckert ende gehipothequeert, alles breder in de voor- s(chreven) renthebrijeven geexpresseert, Alles etc., Actum den XXVIen Aprill 1611.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1953 | | pagina 182