40
VIER HAAGSE SPOTPRENTEN
x) In de tweede veiling in 1851 kwamen er nog 7 voor, maar
daarvan kennen wij de veilingopbrengst niet.
sioneerd met de rang van Generaal Majoor aan Koning
Willem II zijn gehele collectie moderne schilderijen
vrucht van 15 jaar verzamelen te koop aanbieden. Als
reden daarvan noemde hij de financiële moeilijkheden,
waarin hij o.a. door zijn pensionering was geraakt. De
Koning nam de collectie in ogenschouw en in brieven
van 29 Januari en 20 Februari 1842 vraagt De Ceva om
een beslissing. Dank zij de voorspraak van Prins Frede-
rik neemt de Koning een gunstige. Reeds 18 Maart wordt
een eerste termijn van 5000 gulden betaald en 25 Maart
wordt aangedrongen op betaling van nog 15.000 gulden
omdat De Ceva op 1 April 20.000 gulden moest betalen,
die hij op de schilderijencollectie had geleend. De gehele
collectie taxeerde de eigenaar op 60.200 gulden. Het
blijkt niet uit de correspondentie, bewaard in het Huis
archief, dat hij het volle bedrag gekregen heeft. Slechts
is sprake van nog drie termijnen van 10.000 gulden met
de rente telkens van 1 April 1841 af. De taxatie was
trouwens vrij hoog. Ik heb 21 van de 41 schilderijen in
de catalogus van de in 1850 gehouden veiling van de col
lectie Willem II teruggevonden1); zij brachten tezamen
29.715 gulden op en waren op 45.580 gulden getaxeerd.
Een collectie van 22 tekeningen van J. C. Schotel, voor
3.060 gulden getaxeerd, bracht 1.455 gulden op. Nu
klinkt dat erger dan het is; het mag zijn, dat de taxatie
wat erg was opgeschroefd, het komt niet zelden voor, dat
een collectioneur de waarde van zijn bezit overschat, en,
naar mijn gevoelen, waren de prijzen door de moderne
schilderijen uit de collectie De Geva opgebracht toch
nog, gezien de nogal deprecieerde, veiling, vrij goed.
Het is gerechtvaardigd, n.m.m., om aan de collectie De