J
VIER HAAGSE SPOTPRENTEN
41
2) De Kunstkroniek (uitgave van de Mij. v. Schone Kunsten)
spreekt in haar jaargang 184142 haar vreugde erover uit, dat de
Koning het „beroemde kabinet van den generaal De Ceva" heeft
aangekocht: „hoewel het voor de ingewijden der Kunst niet vreemd
is welk puik van werk dit kabinet bevatte" meent de redactie toch
goed te doen ervan een overzicht te geven. „De kunstminnaars ver
heugen zich, dat een zoo schoon ensemble niet prijs gegeven kan
worden aan de gevaren van een publieke veiling", (blz. 65).
Ceva een behoorlijke qualiteit toe te kennen 2) en dat
maakt de aankoop door de Koning begrijpelijk, als wij
daarbij in aanmerking nemen, dat Willem II tegenover
een in zijn ogen verdienstelijk man uit zijn omgeving
gaarne een royaal gebaar maakte.
De vraag rijst daarom: wie was die Kolonel de Ceva?
Wij zijn daarover vrij nauwkeurig ingelicht. Hij stamde
uit een Piemontees geslacht; in hoeverre hij er recht op
had het wapen daarvan met een markiezenkroon te voe
ren blijkt niet; in officiële stukken voerde hij de titel
trouwens nimmer. De familie is na de herroeping van het
Edict van Nantes naar de Nederlanden gekomen. In de
eerstgekomen generaties zijn er predikanten, maar in de
achttiende eeuw is er een Claude en daarna een Philippe
officier. De laatstgenoemde, gehuwd met Jud. van Ingen,
stierf in 1809 in Haarlem als Kolonel; 25 Maart 1791
werd hun zoon A. P. P. C. R. E. de Ceva te Parijs ge
boren. Hij koos eveneens de militaire loopbaan: 1805
kadet; 1807 leerling van de Mil. School in Honselaars-
dijk, 1809 adelborst en kort erna 2de luitenant. Hij
streed in 1811, 12 en 13 in Spanje, waar hij lang ge
vangen zat en nam in 1815 in het Nederlandse leger
dienst met de rang van kapitein, adjudant van Generaal
baron Tindal; in 1827 werd hij adjudant van Prins Fre-
derik; bij de eerste moeilijkheden in België werden hem
belangrijke opdrachten toevertrouwd en 31 Augustus