T VIER HAAGSE SPOTPRENTEN 43 periode. Immers zij kreeg haar nieuwe behuizing aan de Boschkant, het in Griekse-tempel-stijl door de stads architect Reyers opgetrokken bouwwerk, dat wij vóór de oorlog hebben zien vervangen. Het was in 1839 gereed; tegelijkertijd werd de schilder J. Eeckhout, die zich in 1831 uit Antwerpen in Den Haag had gevestigd, tot di recteur benoemd. Het nieuwe gebouw bood in de grote zaal, achter de met kolommen versierde portiek gelegen, plaats voor de om beurten te Amsterdam en Den Haag gehouden „Tentoonstellingen van het werk van Levende Meesters”. Met een daarvan werd in 1839 het gebouw ingewijd. De organisatie van deze tentoonstellingen be rustte bij een aanvankelijk door het bestuur van de Aca demie benoemde, maar zich daarna coöpterende commis sie, die jureerde, de medailles uitloofde en de aankopen deed voor de verloting. Het ligt voor de hand te vermoeden, dat iemand die de reputatie had van „verstand” van de schilderkunst te hebben, van wie men bovendien verwachten kon, dat hij op de aankopen van de zijde van de Koning de Kroon prins en het Hof invloed kon uitoefenen, in die com missie nog al wat te vertellen had. En De Ceva heeft daarvan ongetwijfeld gebruik gemaakt. Dat hij de Ant werpenaar Eeckhout, weinig ten genoege van de Hollanders, zal hebben gesteund bij zijn sollicitatie voor het directoraat van de Tekenacademie lijkt wel waarschijnlijk. De Ceva had veel Zuid-Nederlandse re laties en was erelid van de Kon. Academie te Antwerpen. Toen bijv, voor de Russische Kroonprins twee Neder landse kunstenaars een schilderij moesten maken, werden door De Ceva daarvoor B. C. Koekkoek en Eeckhout aan gewezen, terwijl hij toezicht op de uitvoering van hun werk moest houden; in een brief van 17 October 1840 bedankt de Russische gezant de Maltitz hem voor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1953 | | pagina 60