46 VIER HAAGSE SPOTPRENTEN was namelijk met het oog op de verkopingen „een der heeren Commissarissen dagelijks tusschen 2 en 3 ure in het lokaal”. De „Nieuwe Haagsche Winkel” is dus de pas geopende Teekenacademie. De tweede spotprent (afb. 2) staat met de andere in het nauwste verband, ook al is zij door een ander en veel bekwamer kunstenaar getekend. Het opschrift: „De Sluiting van de Nieuwe Haagsche Winkel” wijst er reeds op en het op de muur geplakte billet met het jaartal 1839 duidt op de tentoonstelling; trouwens men ziet twee kolommen van de voorgevel van de Academie. Dat hier de sluiting van de kunsthandel van Weimar bedoeld zou zijn, zoals Frederik Mullers beschrijving vermoedt, is wel uitgesloten; trouwens Weimar oefende zijn zaak nog vele jaren later uit. De figuren zijn waarschijnlijk slechts stoffage, behalve natuurlijk de militair in hofuniform op de voorgrond die een kruiwagen met geldzakken vervoert. Het is geen mi nister, zoals Fr. Muller vermoedt, maar zeker weder onze kolonel De Ceva. Een spotprent overdrijft natuurlijk, stelt de zaken wellicht ook scheef voor, maar dat het praatje ging, dat de kunstzinnige kolonel bij deze tentoonstelling niet geheel belangeloos was opgetreden, vormt toch wel waarschijnlijk de achtergrond van de spot. Geen van beide prenten is gesigneerd of voorzien van een drukkers- of uitgevers-merk. Toch meen ik te be grijpen uit welke hoek zij kwamen. Wij moeten daarvoor op een tweede onderneming de aandacht vestigen, waarbij wederom onze kolonel nauw was betrokken. Het was de stichting van de „Maat schappij voor Schoone Kunsten”, naar het voorbeeld van de Belgische „Société des Beaux Arts”. Men spreekt ervan meestal als van een grootse, zij het mislukte po ging, onder bescherming van de Kroonprins, weldra Ko-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1953 | | pagina 64