60
VIER HAAGSE SPOTPRENTEN
Ik cursiveer.
wend. Deze was bereid om 5.000 gulden uit zijn subsidie
vast te betalen, maar alleen als dit via de Gemeente zou
gaan; B. en W. voelden daarvoor niet. Toen de artisten
bemerkten, dat zij ook over December geen gage zouden
krijgen, weigerden zij na de voorstelling van 28 Decem
ber verder op te treden. Onder leiding van Mevrouw
Miro begonnen zij met de Gemeente te onderhandelen,
tot 19 Januari 1841 de voorstellingen weer begonnen.
De Haagsche Nieuwsbode van 26 Januari 1841 ver
telt dit zo:
,,De Fransche Schouwburg speelt op nieuw na eene
sluiting van drie weken. De leden verliezen allen IJ/j
maand traktement; sommigen verliezen meer. Zij werken
nu voor gemeenschappelijke rekening. De eerste voor
stelling op Maandag 11. bestond uit le Prè aux Clercs, bij
welke Mesdames Miro et Sonnet, de Heeren Bernard en
Lemaire veel bijvals genoten; bij de tweede op Donder
dag van la Juive, is vooral de eerste tenor Valgalier uit
bundig toegejuicht, eensdeels om zijn schoonen zang, en
tweedens om dat het bekend is geworden, dat hij, oogen-
blikkelijk bij het verdwijnen van Senor Miro 1in den
nood der letterlijk gebreklijdende sujetten van minderen
rang heeft voorzien”.
De Koning was zeer verontrust over deze drie weken
„rêlache”. Hij liet telkens brieven schrijven en zijn afge
vaardigde kwam herhaaldelijk met de Burgemeester spre
ken. Tijdens die gesprekken moet het denkbeeld zijn
opgekomen, dat de Koning de Schouwburg zou over
nemen. Op 8 Januari 1841 besloot de Raad hieraan mede
te werken op bepaalde voorwaarden, die de Koning aan
vaardde en op 13 April werd de overdracht notarieel
voltrokken.