EEN METEOOR AAN DE HAAGSE HEMEL 23 protestant; het volk wóu hem dus niet. Met Polen stond Zweden dan ook blijvend op voet van oorlog. Ook met Denemarken, het bleek al uit het besluit tot stichting van Gotenburg, was de verhouding gespannen. Het leger, als steeds in die tijd een huurlingenleger, had dus telkens weer aanvulling nodig en de belangrijkste wervings- markten lagen in Frankrijk en de Nederlanden. In de Nederlanden, daarenboven, had de koning een agent, Hans Nilsson, op uitkijk gezet om hem op de hoogte te houden van de politieke constellatie, niet slechts hier en in Frankrijk, maar in heel West-Europa. En juist nu, nu Van Dijck zo’n grote indruk op hem gemaakt had, nu bereikte hem een brief van deze over de stemming, die men in Frankrijk jegens Zweden koesterde. Men be denke, dat daar toen Hendrik IV regeerde, die zijn bui tenlandse politiek graag baseerde op de steun van het protestantse Europa tegen het Habsburgse huis, terwijl een sterke katholieke partij hem daarvan af wenste te houden. In zijn brief nu, op 29 Juli 1607 gedateerd, waar schuwde Nilsson ertegen, dat de koning maar wervings- agenten naar Frankrijk zond, zonder zich iets aan Hendrik IV zelf gelegen te laten liggen. Dat was hoogst ontactisch. Diens „papistische dienaren”, zeer op de hand van Polen, waren er toch al op uit, diens hart van Karel IX af te trekken. Hendrik IV moest eens met het bezoek van een kundig gezantschap worden vereerd. Daar had de koning wel oren naar. De moeilijkheid lag hem in 't vinden van een geschikt persoon, goed op de hoogte van de buitenlandse verhoudingen en tevens welbespraakt in het Frans. Maar w.as daar niet Van Dijck? Van Dijck was van alle markten thuis, zeer repre sentatief, innemend, goed van de tongriem gesneden en van een grote overredingskracht. Daarenboven, Frans sprak hij vloeiend. Het lijkt niet onmogelijk, dat zijn

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1954 | | pagina 39