EEN METEOOR AAN DE HAAGSE HEMEL 26 Denemarken gericht verbond met Lübeck aangegaan en een nader verbond met de Hanzesteden werd voorbereid. Waarom, zei Gustaaf Adolf tegen Van Dijck, dan niet óók een met Zweden? Daarvoor moest hij nu werken. Hij deed het ook nu met succes. Op 5 April 1614 werd het tractaat getekend. Het was het gloriemoment van zijn leven en tot het uiterste heeft hij het uitgebuit. Tegelijk met de opdracht voor het verbond had de nog nauwelijks twintigjarige koning hem het bevel gegeven, in de Nederlanden eens uit te zien naar een knap en algemeen ontwikkeld jongmens om hem in belangrijke zaken terzijde te staan. In Jan Rutgers had hij zo iemand gevonden. Samen met deze en Rochus Nieuwland, de deskundige van de Staten op het gebied van zware meta len en oorlogstuig, die in Zweden meer koper moest zien te krijgen, maakte Van Dijck nu de reis om ’t verdrag door de koning te laten ratificeren. Die vond men in Lijfland in ’t veld. Het was midden Juli geworden snelheid was toen nog een ander begrip dan nu. Men had Nieuwland onderweg afgezet, maar Oxenstierna, de rijkskanselier, had zich hij hen gevoegd. De koning was in de wolken. Rutgers viel zeer in de smaak, zó zelfs, dat Van Dijck er op den duur last van zou krijgen. Nu echter, was hij de gevierde man. Klaarblijkelijk was hem, voor ’t geval van succes, van alles beloofd en de koning vervulde zijn belofte royaal. Op 28 Juli 1614 werd het verdrag geratificeerd en Van Dijck benoemd tot resi derend ambassadeur in Den Haag. Eindelijk was aan zijn eerzucht de kroon opgezet. In volle glorie van zijn hoge positie zou de eertijds nog zo duistere advocaat er zijn intree weer doen. Maar een ambassadeur had rang en stand op te houden: hij had een titel nodig en een ruime beurs. Ook die kreeg hij. Hij werd Erfgezetene van Salnecke met heerlijke rechten over de hofstede zelf

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1954 | | pagina 42