30 EEN METEOOR AAN DE HAAGSE HEMEL Polen van Ambassadeur van en Russen. Boekje, smart het je, d’afkeer van het volk en 't Geestonledigde gapen van de groten Dag aan dag te verduren, ik bied uitkomst. Hier, waar ’t dorp *s-Gravenhage ’t met zijn [grachten Wint van menige stad, maar dan ter plaatse Waar ’t nog nauw van het veld is onderscheiden, Staat, voor d’eeuwigheid opgericht, een woning, Trots en groot, maar toch kleiner dan haar bouwheer. Muzen, d’openlijkheid ontvloden, vinden Troost en toevlucht bij hem en bij zijn huisgoön. D’eedle koning en held, die 't dubbelvolk der Sauromaten bij guren hemel teistert, er ook voor, dat het niet al te opvallend werd. Hij nam hier Jan Rutgers voor in de arm, die eensdeels door zijn moeder met de regentenfamilies was geparenteerd en anderdeels grote verplichtingen aan hem had. De Groot bereidde de uitgaaf van zijn Latijnse gedichten voor en nu vroeg Rutgers voor zich en Van Dijck belet. Ze wer den vriendelijk ontvangen, maar een gedicht te schrijven op de ambassadeur, dat zinde de hoge patriciër toch niet. Ten eerste zag hij daar geen reden voor en ten tweede had hij een hekel aan de schreeuwerige Heinsius, met wie Van Dijck op zo intieme voet verkeerde. Maar toen Rutgers schriftelijk aanhield op een wijze, die weigeren bijna onmogelijk maakte, toen dichtte hij op hetZweedse Huis” wat in metrische vertaling hier volgt. Ter ere Jacob van Dijck den Koning der Zweden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1954 | | pagina 47